ECLI:NL:GHAMS:2019:3497
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur van woonruimte. Incidentele voorzieningsvordering tot ontruiming afgewezen.
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep in een huurgeschil tussen [appellante] en [geïntimeerde]. [appellante] heeft een incidentele vordering ingediend tot ontruiming van een chalet op een recreatiepark, dat zij aan [geïntimeerde] verhuurt. De vordering is gebaseerd op de stelling dat [appellante] dringend behoefte heeft aan het gehuurde, omdat zij haar eigen woning heeft verkocht en per 11 januari 2019 in het gehuurde wil wonen. De huurprijs bedraagt € 885,- per maand, inclusief bijkomende kosten. [geïntimeerde] heeft de huur niet opgezegd en verzet zich tegen de ontruiming.
Het hof heeft de incidentele vordering van [appellante] afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. [geïntimeerde] heeft onweersproken gesteld dat [appellante] nog steeds in haar andere chalet woont en dat er geen dringende noodzaak is voor ontruiming. Het hof heeft ook de geldvorderingen van [appellante] afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. De incidentele vordering van [geïntimeerde] tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het bestreden vonnis is toegewezen, wat betekent dat [geïntimeerde] recht heeft op betaling van de proceskosten. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door [appellante].