Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
- [voornamen] [achternaam X] (hierna: [X] );
- mr. E.A. Kool.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de man op 27 maart 2018 een verzoek tot herroeping ingediend bij het gerechtshof Den Haag, met betrekking tot een eerdere beschikking van 22 juli 2015. De man verzocht om de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 oktober 2013 te bekrachtigen en om hem mede met het gezag over de minderjarige [A] te belasten. Subsidiair vroeg hij om de erkenning van de minderjarige door [X] te vernietigen. Het hof Den Haag heeft de zaak ter verdere behandeling naar het Gerechtshof Amsterdam verwezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2019 zijn de man en zijn advocaat verschenen, terwijl de vrouw en [X] niet verschenen. De man betoogde dat de beschikking van 22 juli 2015 berustte op bedrog gepleegd door de vrouw en [X]. Hij stelde dat de vrouw misbruik had gemaakt van haar bevoegdheid door toestemming te geven aan [X] om de minderjarige te erkennen, terwijl hun relatie niet stabiel was. Het hof oordeelde dat de man geen feiten en omstandigheden had aangedragen die de verdenking van bedrog rechtvaardigden. Het verzoek tot herroeping werd afgewezen, en het hof oordeelde dat er geen grond was voor benoeming van een bijzondere curator. De verzoeken van de man werden afgewezen, en er werden geen proceskosten aan de vrouw en [X] opgelegd.