ECLI:NL:GHAMS:2019:3426
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- G.W. Brands-Bottema
- A.N. van de Beek
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling voor minderjarigen na uithuisplaatsing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling van drie minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder had in hoger beroep verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, die op 15 augustus 2018 was gegeven, te laten vervallen en een ruimere omgangsregeling te bepalen. De kinderen waren sinds hun uithuisplaatsing onder toezicht gesteld en verbleven in verschillende gezinshuizen. De moeder en de vader waren gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen, die in het verleden al verschillende veranderingen in hun opvoedsituatie hadden meegemaakt.
De moeder stelde dat de huidige omgangsregeling, die beperkte contactmomenten bood, niet in het belang van de kinderen was en dat uitbreiding van de omgang hen zou helpen. De vader steunde haar verzoek, maar de GI was van mening dat de huidige regeling in het belang van de kinderen was en dat uitbreiding hen zou belasten. Het hof heeft de argumenten van beide partijen en de GI zorgvuldig afgewogen. Het hof oordeelde dat de kinderen, gezien hun situatie, behoefte hadden aan duidelijkheid en voorspelbaarheid in hun omgangsregeling.
Uiteindelijk heeft het hof de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen verklaard en bepaald dat de kinderen voortaan eens per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de ouders verblijven, waarbij de ouders onderling afspraken moeten maken over de invulling van deze regeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen.