ECLI:NL:GHAMS:2019:3422

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
200.259.172/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering wegens overlast in huurwoning toegewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding dat was aangespannen door de bewindvoerder van [X] tegen Woonstichting Lieven de Key. De bewindvoerder was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter dat de ontruiming van de huurwoning van [X] had toegewezen op basis van overlast die door hem was veroorzaakt. De bewindvoerder betwistte de toewijzing van de ontruimingsvordering en voerde aan dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een spoedeisend belang voor De Key.

Het hof heeft vastgesteld dat [X] sinds 12 juli 2006 een woning huurt van De Key en dat er sinds 2012 regelmatig overlastmeldingen zijn geweest, waaronder geluidsoverlast en geweldsincidenten. Ondanks eerdere interventies en afspraken om de overlast te verminderen, bleven er klachten binnenkomen van de bovenburen. Het hof oordeelde dat de aard, intensiteit en frequentie van de overlast dermate ernstig waren dat het aannemelijk was dat de bodemrechter de huurovereenkomst zou ontbinden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verwees de bewindvoerder in de proceskosten van het hoger beroep.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de leefbaarheid voor omwonenden en de verantwoordelijkheid van huurders om overlast te voorkomen. De bewindvoerder werd veroordeeld in de kosten van het geding, wat de gevolgen van de overlast voor de betrokken partijen onderstreept.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.259.172/01 SKG
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 7574915 KK EXPL 19-229
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 september 2019
inzake
Sanne WIJMAin zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[X] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M.C. de Jong te Amsterdam,
tegen
WOONSTICHTING LIEVEN DE KEY,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E. van der Hoeden te Amstelveen.
Partijen worden de bewindvoerder en De Key genoemd. De onder bewind gestelde zal als [X] worden aangeduid.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

De bewindvoerder is bij dagvaarding van 29 april 2019 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 19 april 2019, in kort geding onder bovengenoemd zaaknummer gewezen tussen De Key als eiseres en de bewindvoerder als gedaagde. De dagvaarding bevat de grieven en producties.
Nadat de bewindvoerder overeenkomstig voormeld exploot van grieven had gediend en de aan dat exploot gehechte producties in het geding had gebracht, heeft De Key een memorie van antwoord, met een productie, ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De bewindvoerder heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en – begrijpt het hof – de door De Key gevraagde voorziening alsnog zal weigeren, met beslissing over de proceskosten.
De Key heeft geconcludeerd, zakelijk, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met beslissing over de proceskosten.

2.De feiten

De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep onder 1.1 tot en met 1.18 de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met de
grieven I tot en met Vkomt de bewindvoerder op tegen onderdelen van die opsomming. Omdat het hof hierna (3.1) zal vermelden van welke feiten het bij de beoordeling uitgaat, behoeven deze grieven als zodanig geen behandeling. Vanzelfsprekend zal het hof rekening houden met hetgeen de bewindvoerder in de toelichting op deze grieven naar voren heeft gebracht, voor zover van belang.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) [X] heeft sinds 12 juli 2006 van De Key gehuurd de woning aan de [adres] (verder ook: het gehuurde). Artikel 4.11 van de schriftelijke huurovereenkomst luidt:
“Huurder dient er voor te zorgen dat er voor omwonenden geen overlast, gevaar of hinder ontstaat ten gevolge van gedragingen door huurder, huisgenoten, huisdieren of derden die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarin bevinden.”
( b) Volgens een rapport van 1 maart 2019 van de wijkagent van de Vogelbuurt (waarin het gehuurde ligt), heeft de politie sinds 2012 regelmatig moeten uitrukken naar het gehuurde in verband met overlastmeldingen. Deze meldingen zagen vooral op nachtelijk bezoek van drugsverslaafde personen op onregelmatige tijdstippen (maar vooral in de avond- en nachtelijke uren), gepaard gaande met geluidoverlast en ruzies met fysiek geweld.
( c) Sinds maart 2015 is [X] aangemeld bij het Meldpunt Zorg en Woonoverlast van de gemeente Amsterdam (verder: het Meldpunt) in verband met overlast die door hem zou worden veroorzaakt in zijn woonomgeving. Diverse (zorgverlenings) instanties zijn bij dit traject betrokken, waaronder De Key, de politie, de GGD, Reclassering Inforsa en Amsta Karaad.
( d) Vanaf de zomer van 2017 huren [A] en [B] (hierna ook: de bovenburen) de woonruimte die direct boven de woning van [X] is gelegen. Zij hebben herhaaldelijk bij De Key geklaagd over (geluid)overlast van [X] , onder andere op 29 augustus 2017, 31 december 2017, 20 januari 2018 en 12 februari 2018.
( e) Op 14 februari 2018 heeft iemand van De Key met de wijkagent een huisbezoek aan [X] gebracht. [X] herkende zich niet in de overlastklachten van de bovenburen, maar wilde deze wel bespreken en hierover afspraken maken. De Key heeft [X] en de bovenburen vervolgens aangemeld bij Beter Buren. Bemiddeling van Beter Buren heeft echter niet plaatsgevonden.
( f) Na voormeld huisbezoek bleef De Key over [X] klachten ontvangen van de bovenburen, onder andere op 22 april 2018 en 18 mei 2018.
( g) Op 23 mei 2018 heeft er overleg over de situatie van [X] plaatsgevonden tussen De Key, de politie, Reclassering Inforsa, Amsta Karaad, Beter Buren en het Meldpunt. Met [X] is afgesproken dat hij zou worden aangemeld voor een project begeleid wonen, als de overlast niet zou stoppen. Tevens werd afgesproken dat men na twee maanden weer bij elkaar zou komen om te bespreken hoe het gaat en of de ingezette weg werkt.
( h) De rest van het jaar 2018 zijn geen overlastklachten meer binnengekomen bij de politie en/of De Key. De bovenburen hebben in deze periode wel een overlastlogboek bijgehouden, waarin staat beschreven dat de overlast, samengevat bestaande uit hoge in- en uitloop van bezoek, ruzies en geluid- en stankoverlast, doorgaat. Ook wordt er in het logboek herhaaldelijk melding van gemaakt dat het brandalarm bij de bovenburen afgaat, zowel overdag als in de nacht.
( i) Op 5 januari 2019 heeft een pan met olie op het fornuis in het gehuurde vlam gevat. De pan was onbeheerd achtergelaten door een bezoeker van [X] , een zekere [C] . De bovenburen hebben 112 gebeld en de hulpdiensten, waaronder met name de brandweer, zijn ingeschakeld. De bovenburen hebben ter zake op 16 januari 2019 bij De Key geklaagd. Aan het gehuurde is schade ontstaan.
( j) Op 15 januari 2019, 16 januari 2019 en 23 januari 2019 hebben de bovenburen (tegen [X] en Bryan) aangifte gedaan van overlast, belediging en bedreiging.
( k) Per brief van 28 januari 2019 heeft De Key [X] gesommeerd de overlast (geluid- en stankoverlast, bedreigingen, intimidatie en onverantwoord en gevaarlijk woongedrag) per direct te doen stoppen.
( l) Op 18 februari 2019 heeft De Key weer een klacht ontvangen van de bovenburen. Deze luidt als volgt:
“Afgelopen vrijdag avond hebben we stank overlast ervaren afkomstig van [X][ [X] ; hof]
, rond 21:15 uur ging ook het brandalarm bij ons in huis weer af. De stank en de rook die inmiddels weer bij ons in de keuken en woonkamer binnendrong was alarmerend. [A][ [A] ; hof]
klopte bij [X] aan, hij deed zijn voordeur open, [A] vroeg wat er aan de hand was en [X] knalde paniekerig de deur weer dicht. Wij hadden nog steeds geen idee wat er aan de hand was. De situatie deed ons erg denken aan de brand van een paar weken geleden. We besloten 112 te bellen, de brandweer vroeg of we nog eens bij [X] konden aankloppen om de situatie wat beter in te kunnen schatten. Dus klopte [A] weer bij [X] aan, deze keer was hij erg boos en zei hij ‘kankerhoer, jij mag nooit meer bij mij aankloppen, blijf uit mijn buurt en ga verhuizen’.”
( m) Per brief van 18 februari 2019 heeft De Key [X] verzocht de huur op te zeggen per 1 april 2019. [X] heeft dat niet gedaan.
( n) De gemeente Amsterdam heeft De Key bij brief van 19 februari 2019 doen weten dat ondanks inspanningen van het Meldpunt en zijn partners de overlast van [X] niet is opgehouden of tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht en dat daarom op 14 februari 2019 is besloten tot ‘einde interventie’.
( o) In de eerste aanleg van dit kort geding heeft De Key, kort gezegd en voor zover in hoger beroep van belang, de ontruiming van het gehuurde gevorderd op grond van door [X] veroorzaakte overlast. Na verweer van de bewindvoerder heeft de kantonrechter bij het bestreden vonnis de vordering toegewezen en de bewindvoerder in de proceskosten verwezen.
3.2.
Met zijn grieven, die gezamenlijk kunnen worden besproken, betoogt de bewindvoerder dat de kantonrechter de vordering tot ontruiming ten onrechte heeft toegewezen.
3.3.
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat de bewindvoerder geen grief heeft gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat De Key een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming. Van dat spoedeisend belang wordt hierna dan ook uitgegaan.
3.4.
De bewindvoerder betwist niet dat [X] in de periode van 2012 tot 2017 overlast heeft veroorzaakt maar voert aan dat overlast in die periode geen enkele relevantie heeft in het onderhavige geschil dat – volgens hem – dient te gaan over de situatie vanaf het moment dat de bovenburen op de [adres] zijn komen wonen, te weten in de zomer van 2017. Evenmin betwist de bewindvoerder dat [X] in de periode zomer van 2017 tot 23 mei 2018 overlast heeft veroorzaakt maar betoogt hij, zo begrijpt het hof, dat deze overlast evenmin relevantie heeft in dit geschil omdat deze juist aanleiding is geweest voor het – onder 3.1 (g) genoemde – overleg van 23 mei 2018, “de geëigende weg in de gegeven omstandigheden”. De kantonrechter zou een ander hebben miskend. Het hof volgt de bewindvoerder hierin niet. De kantonrechter heeft immers de ontruiming niet louter bevolen op grond van in de periode van 2012 tot 2017 en/of vanaf de zomer van 2017 tot 23 mei 2018 door [X] veroorzaakte overlast. Zij heeft deze overlast echter wel bij de beoordeling betrokken. Niet valt in te zien waarom dat niet zou mogen: deze (oudere) overlast heeft de spreekwoordelijke emmer gevuld die door na te noemen latere incidenten is overgelopen.
3.5.
De (enkele) omstandigheid dat in het jaar 2018, na 23 mei 2018, geen overlastklachten meer zijn binnengekomen bij de politie en/of De Key betekent niet dat die overlast er niet was. De bewindvoerder maakt er weliswaar bezwaar tegen dat betekenis wordt toegekend aan het door de bovenburen in deze periode bijgehouden logboek maar hij heeft de inhoud van dat logboek, zoals samengevat vermeld onder 3.1 (h), niet voldoende gemotiveerd betwist, reden waarom van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan.
3.6.
De Key zou er, gezien de op 23 mei 2018 gemaakte afspraken, goed aan hebben gedaan de bovenburen op het hart te binden eventuele overlastmeldingen aan haar en/of de politie te blijven doen, opdat hierop door de andere bij [X] betrokken (zorgverlenings)instanties op enigerlei wijze actie kon worden ondernomen. Omdat dat niet is gebeurd, heeft het Meldpunt bij gebrek aan binnengekomen klachten Reclassering Inforsa eind juli 2018 meegedeeld dat de op 23 mei 2018 afgesproken vervolgbijeenkomst (pas) gepland zou worden als er weer klachten zouden zijn en is, zoals de bewindvoerder ook heeft gesteld, de vinger niet voldoende aan de pols gehouden. Hoezeer het hof dit ook – met de bewindvoerder – betreurt, het leidt er, mede in aanmerking genomen de gerechtvaardigde belangen van de omwonenden van [X] die De Key zich heeft aan te trekken, niet toe dat het De Key niet (meer) zou vrijstaan om op grond van door [X] veroorzaakte overlast (waarvoor deze zelf verantwoordelijk is en blijft) in dit kort geding de ontruiming van het gehuurde te vorderen. Dit laatste geldt ook met betrekking tot de stelling van de bewindvoerder, indien al juist, dat ten onrechte op 14 februari 2019 tot ‘einde interventie’ is besloten, zoals onder 3.1 (n) vermeld.
3.7.
Naar het oordeel van het hof bagatelliseert de bewindvoerder, voorts, het onder 3.1 (i) vermelde incident van 5 januari 2019. Ook als – wat het hof overigens onaannemelijk acht – een vlam in de pan niet als brand zou moeten worden gekwalificeerd, geldt dat de bewindvoerder niet heeft weersproken dat, zoals de wijkagent in zijn onder 3.1 (b) genoemde verslag heeft vermeld, de bevelvoerder van de brandweer aan de politie ter plaatse heeft doen weten, zakelijk weergegeven, dat het een zeer gevaarlijke situatie betrof, dat de leefbaarheid in het gehuurde zorgwekkend was, dat het deze keer goed was afgelopen en dat het zeer fout had kunnen gaan. Dat deze gevaarlijke situatie is ontstaan door nalatigheid van [X] ’ bezoeker neemt niet weg, in het bijzonder gezien artikel 4.11 van de huurovereenkomst, dat zij [X] ten volle kan worden aan- en toegerekend.
3.8.
De bewindvoerder heeft de onder 3.1 (j) vermelde aangiften van 15 januari 2019, 16 januari 2019 en 23 januari 2019 en de inhoud daarvan niet (voldoende gemotiveerd) betwist, evenmin als de onder 3.1 (l) geciteerde klacht van de bovenburen van 18 februari 2019. Wat dit laatste betreft: de omstandigheid dat de oorzaak van de bewuste rookontwikkeling het doorbakken van spekjes was, doet aan de ernst van het gebeuren niet af, te minder omdat [X] die oorzaak niet (meteen en op een geruststellende manier) aan de bovenburen heeft meegedeeld.
3.9.
Ten slotte heeft de bewindvoerder niet betwist dat er na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding nog twee klachten van de bovenburen over (nachtelijke) geluidoverlast vanuit het gehuurde bij De Key zijn binnengekomen (namelijk op 18 en 21 maart 2019) noch de inhoud van die klachten (samengevat: geschreeuw, knallende deuren en een blaffende hond) bestreden.
3.10.
Op grond van al het bovenstaande is het hof – met de kantonrechter, zoals deze het heeft geformuleerd in de overwegingen 10 en 11 van het bestreden vonnis (en wat er zij van overweging 6 van dat vonnis) – van oordeel dat de aard, de intensiteit en de frequentie van de overlast dermate ernstig zijn dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst tussen partijen zal ontbinden en dat het gerechtvaardigd is om thans op de uitkomst van de bodemprocedure vooruit te lopen en de ontruimingsvordering toe te wijzen.
3.11.
De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Niets van wat de bewindvoerder verder nog heeft aangevoerd kan tot een andere beslissing leiden.
3.12.
De bewindvoerder zal, als de (ook) in zoverre in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van De Key gevallen, tot op heden begroot op € 741,00 wegens verschotten en € 1.074,00 wegens salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, C. Uriot en M.E. van Rossum en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 september 2019.