ECLI:NL:GHAMS:2019:3392

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
200.263.490/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek tot benoeming van bestuurder en onderzoek naar beleid en gang van zaken van de Coöperatie

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 29 augustus 2019, wordt een verzoek behandeld van de stichtingen Mutsaers en De Wijnberg, die een onderzoek willen naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. De verzoeksters hebben ook gevraagd om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de benoeming van een tijdelijk bestuurder. De Coöperatie heeft op haar beurt ook verzoeken ingediend, waaronder de benoeming van een andere bestuurder en aanpassing van de besluitvormingsprocedures. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om aan het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie te twijfelen, vooral gezien de impasse in de besluitvorming en de onduidelijkheid over de benoeming van de bestuurder. De Ondernemingskamer heeft daarom besloten om [A] te benoemen als bestuurder van de Coöperatie, met onmiddellijke ingang, en heeft bepaald dat de kosten van [A] ten laste komen van de Coöperatie. De beslissing over de overige verzoeken is aangehouden, in afwachting van verdere ontwikkelingen.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.263.490/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 29 augustus 2019
inzake
1. de stichting
MUTSAERSSTICHTING,
gevestigd te Venlo,
2. de stichting
ONDERWIJSSTICHTING DE WIJNBERG,
gevestigd te Venlo,
VERZOEKSTERS,
advocaten:
mr. D.C.M.H. Vielvoyeen
mr. M. van der Schoor, beiden kantoorhoudende te Tilburg,
t e g e n
de coöperatie
COÖPERATIE REGIONAAL KENNIS- EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND U.A.
gevestigd te Roermond,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. M. Musscheen
mr. W.B. Fonville, beiden kantoorhoudende te Utrecht,
e n t e g e n
1. de stichting
ALOYSIUS STICHTING ONDERWIJS JEUGDZORG,
gevestigd te Voorhout,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. F. Eikelboom, kantoorhoudende te Amsterdam,

2 [A] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
verschenen in persoon.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen verzoeksters, verweerster en belanghebbenden (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeksters ieder afzonderlijk met Mutsaers en De Wijnberg;
  • verweerster met de Coöperatie;
  • belanghebbenden ieder afzonderlijk met Aloysius en [A] .
1.2
Mutsaers en De Wijnberg hebben bij op 30 juli 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie over de periode vanaf december 2015. Daarbij hebben zij tevens verzocht bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding (a) [A] , althans een derde persoon te benoemen als bestuurder van de Coöperatie, (b) te bepalen dat, in afwijking van de statuten, alle besluiten door de algemene ledenvergadering worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, althans te bepalen dat, in afwijking van de statuten, de tijdelijk bestuurder in de algemene ledenvergadering stemrecht heeft, waarbij bij het staken van stemmen, de stem van de tijdelijk bestuurder doorslaggevend is en bij besluiten die conform de statuten unanimiteit vereisen, de stem van de tijdelijk bestuurder beslissend is en te bepalen dat, in afwijking van de statuten, in de algemene ledenvergadering ook besluiten kunnen worden genomen indien niet alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, (c) dan wel een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht alsmede om Aloysius te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3
De Coöperatie heeft bij op 15 augustus 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie en bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding (a) [A] of een andere bestuurder te benoemen als bestuurder van de Coöperatie, (b) de statutair vereiste unanimiteit of drie vierde meerderheid voor besluitvorming in de ledenvergadering voor de duur van het geding te vervangen door een gewone meerderheid van stemmen met benoeming van een onafhankelijke functionaris die in de ledenvergadering fungeert als vierde lid van de Coöperatie en een doorslaggevende stem heeft indien de stemmen staken.
1.4
Aloysius heeft bij op 15 augustus 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van Mutsaers en De Wijnberg af te wijzen en Mutsaers en De Wijnberg te veroordelen in de kosten van het geding. Tevens heeft Aloysius verzocht een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie te bevelen, in het bijzonder naar de doorbelasting door Mutsaers van kosten aan de Coöperatie en de verdeelsleutel met betrekking tot de contributie en heeft zij verzocht om bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding een tijdelijk bestuurder van de Coöperatie te benoemen, niet zijnde [A] .
1.5
De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 29 augustus 2019. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - aantekeningen en wat mr. Vielvoye en mr. Eikelboom betreft onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. In aanvulling op haar verweerschrift heeft de Coöperatie de Ondernemingskamer verzocht om [A] tot de datum van de beschikking, voor zover nodig, te benoemen als bestuurder van de Coöperatie opdat de Coöperatie dan vertegenwoordigd kan worden zonder dat er discussie bestaat over de positie van haar bestuurder. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Na schorsing van de behandeling heeft de Ondernemingskamer mondeling uitspraak gedaan als na te melden. Deze beschikking behelst de schriftelijke vastlegging van die uitspraak. Partijen en de Ondernemingskamer hebben voor het overige ter zitting de volgende afspraken gemaakt:
Partijen zullen binnen één week na 29 augustus 2019 de Ondernemingskamer berichten of zij zullen trachten om hun geschillen door middel van mediation op te lossen, in welk geval zij zullen verzoeken om aanhouding van iedere nadere beslissing in afwachting van de uitkomst van de mediation;
Indien partijen geen overeenstemming bereiken over het beproeven van mediation, kan elk van partijen uitspraak vragen, in welk geval de Ondernemingskamer ernaar streeft om binnen vier weken na dit verzoek uitspraak te doen;
Indien partijen besluiten tot mediation en de mediation niet uitmondt in een oplossing van de geschillen, zal de Ondernemingskamer, indien partijen alsnog uitspraak vragen, partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan na de datum van de mondelinge behandeling op 29 augustus 2019 (zie 3.6).

2.De feiten

2.1
Mutsaers is een jeugdzorg- en GGZ instelling met een maatschappelijke, mensgerichte oriëntatie. Zij biedt diensten aan op het gebied van zorg en in samenwerking met haar partners onderwijs. [C] (verder: [C] ) is bestuurder van Mutsaers.
2.2
De Wijnberg vormt samen met Mutsaers een full service centrum voor (sociale) kindergeneeskunde, steun bij complexe opvoedingsvraagstukken, psychiatrische zorg voor kinderen, jongeren en volwassenen, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, aanpak huiselijk geweld, vrouwenopvang, opleidingen en onderzoek. [C] , [B] , [D] en [E] zijn bestuurders van De Wijnberg.
2.3
Aloysius biedt kinderen en jongeren van 4 tot 27 jaar expertise in onderwijs, begeleiding en ondersteuning. Aloysius houdt een aantal speciaal onderwijsscholen in Nederland in stand. In Roermond houdt Aloysius SO Spoorzoeker en VSO Ortolaan in stand. In nabijgelegen gemeenten houdt Aloysius ook andere scholen in stand, waaronder SO Latasteschool in Horn, SO Widdonckschool in Heibloem en VSO De Ortolaan in Heibloem. Bestuurder van Aloysius is [F] (verder: [F] ).
2.4
De Coöperatie is opgericht op 2 april 2014. De statuten van de Coöperatie zijn op 9 juli 2015 voor het laatst gewijzigd. Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius zijn de oprichters en leden van de Coöperatie. Anders dan aanvankelijk beoogd is Samenwerkingsverband Midden-Limburg Oost VO 52.01 (verder: SWV VO) geen lid van de Coöperatie geworden. Sinds de oprichting zijn geen nieuwe leden toegetreden. Bij de oprichting van de Coöperatie zijn [F] en [C] tot bestuurders van de Coöperatie benoemd. De doelstelling van de Coöperatie is het beheer en de exploitatie van het gebouw waarin de Roermondse vestigingen van de leden zijn gevestigd, het bieden van ondersteuningsdiensten aan onderwijs- en zorginstellingen, meer in het bijzonder ten aanzien van integrale onderwijs- en (jeugd)zorgarrangementen (“één kind, één plan”) en het behartigen van de maatschappelijke belangen van de leden. De Coöperatie heeft geen (wezenlijke) eigen inkomsten. Zij is voor de financiering van haar uitgaven afhankelijk van de contributie die de leden willen betalen.
De Coöperatie heeft geen personeel in dienst. Alle werkzaamheden van de Coöperatie worden uitgevoerd door personeel van de leden.
2.5
Besluiten in de algemene ledenvergadering van de Coöperatie worden – voor zover in de statuten niet anders is bepaald – genomen met drie vierde meerderheid in een vergadering waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn (artikel 17 lid van de statuten). In artikel 7 lid 4 sub a van de statuten staat dat bestuurders worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Een bestuurslidmaatschap eindigt onder andere door verloop van de termijn waarvoor het bestuurslid is benoemd ex artikel 8 lid 1 van de statuten.
2.6
Artikel 12a van de statuten voorziet in de benoeming van een directeur, die is belast met de dagelijkse leiding van de activiteiten van de Coöperatie en de uitvoering van de besluiten waarvan de uitvoering door het bestuur aan de directeur is opgedragen. [G] (verder: [G] ) is in 2016 benoemd als directeur. [G] is in dienst van Mutsaers.
2.7
De Coöperatie is eigenaar van een gebouw waarin SO Spoorzoeker en VSO Ortolaan (van Aloysius) alsmede de SO en VSO De Wijnberg zijn gehuisvest en waarvan tevens een gedeelte in gebruik is bij Mutsaers. Vanaf eind 2016 bestaat tussen Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius geen overeenstemming over de begroting van de Coöperatie, in het bijzonder met betrekking tot de omvang van de kosten en de onderlinge draagplicht van de kosten.
2.8
[F] en [C] zijn niet herbenoemd met als gevolg dat de Coöperatie per 2 april 2018, als gevolg van het verstrijken van hun benoemingstermijn, niet langer over een bestuur beschikte. Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius hebben vervolgens [A] aangezocht als bestuurder van de Coöperatie. Op 28 september 2018 hebben Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius een offerte van [A] ondertekend. In de offerte staat onder meer:
“De noodzakelijke besluitvorming stagneert binnen de coöperatie RKEC Roermond (…) De leden kunnen niet komen tot het vormen van een bestuur noch kunnen zij komen tot het aanwijzen van een voorzitter uit hun midden. Een begroting ontbreekt, de jaarrekening van het afgelopen jaar is niet gedeponeerd en ook zijn er nog meerdere onopgeloste vragen rondom financiën, bouw etc. (…) Gezamenlijk is de wens nu uitgesproken een interim bestuurder te benoemen, die zich vooral gaat bezighouden met het bestuurlijk vlot trekken van RKEC Roermond (…). De interim bestuurder zal hiertoe vooralsnog voor een periode van 3 maanden aangesteld worden ingaande 1-10-2018. (…)
Randvoorwaarden voor uitvoering
(…)
Ook zal binnen de Coöperatie tijdens de algemene ledenvergadering de interim bestuurder als voorzitter fungeren en ook als – tijdelijk – lid stemrecht hebben teneinde impasse te kunnen onderbreken.”
2.9
Het besluit tot benoeming van [A] als bestuurder van de Coöperatie per 1 oktober 2018 is door de leden genomen buiten vergadering op 5 oktober 2018.
2.1
Op 12 december 2018 hebben de leden buiten vergadering besloten om de benoeming van [A] als tijdelijk bestuurder van de Coöperatie te verlengen voor de duur van zes maanden en wel tot 1 juli 2019.
2.11
Bij brief van 26 februari 2019 heeft de registeraccountant drs. [H] , het contract met de Coöperatie opgezegd, mede omdat de samenwerkende partijen binnen de Coöperatie niet op dezelfde lijn zitten, er op enig moment geen bestuur meer aangesteld was en de communicatie moeizaam verliep. Sindsdien beschikt de Coöperatie niet over een accountant.
2.12
Op 7 juni 2019 heeft [A] aan de leden van de Coöperatie verslag gedaan van haar bevindingen, analyses en conclusies. In het verslag constateert [A] onder meer dat er binnen de ledenvergadering van de Coöperatie sprake is van een impasse op het gebied van stemverhoudingen, dat de jaarrekening over 2017 niet kan worden vastgesteld, dat de jaarplannen en begrotingen van 2018 en 2019 niet kunnen worden vastgesteld, dat het door de Coöperatie geëxploiteerde gebouw niet voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld, dat de directeur van de Coöperatie niet functioneert als gevolg van een geschil tussen de leden, dat er geen mogelijkheden zijn om overeenstemming te bereiken over de verdeelsleutel met betrekking tot de kosten gemene rekening en dat Aloysius zich niet aan de afspraken houdt en de continuïteit van de Coöperatie in gevaar brengt.
2.13
Bij brief aan de Coöperatie van 13 juni 2019 heeft Aloysius gereageerd op het verslag van [A] .
2.14
Bij e-mail van 21 juni 2019 heeft mr. Eikelboom namens Aloysius aan [A] onder meer geschreven dat [A] zich jegens Aloysius niet kan beroepen op het aanvaarden van de offerte van [A] , dat opzegging van de offerte niet nodig is en dat voor zover de in de offerte vastgelegde voorwaarden nog van toepassing zijn dat deze zijn opgezegd per direct althans per 30 juni 2019.
2.15
Op 28 juni 2019 heeft een algemene ledenvergadering van de Coöperatie plaatsgevonden. Op de agenda stond onder meer de herbenoeming van [A] als bestuurder voor een periode van drie maanden, ingaande op 1 juli 2019. Mutsaers, De Wijnberg en [A] hebben voor de herbenoeming van [A] gestemd en Aloysius heeft tegengestemd. De voorzitter van de ledenvergadering heeft daarop geconcludeerd dat het voorstel met een meerderheid van drie vierde is aangenomen.
2.16
Mr. Eikelboom heeft namens Aloysius op 3 juli 2019 een brief gestuurd aan de Kamer van Koophandel met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de inschrijving van [A] als bestuurder van de Coöperatie per 30 juni 2019. Voorts heeft Aloysius op 5 juli 2019 brieven gestuurd aan de Inspectie van het Onderwijs en de Burgemeester en Wethouders van Roermond waarin staat dat [A] vanaf 1 juli 2019 geen bestuurder van de Coöperatie meer is. Bij brief van 5 augustus 2019 heeft de Kamer van Koophandel aan mr. Eikelboom laten weten dat zij haar onderzoek zal aanhouden in afwachting van de uitspraak van de Ondernemingskamer.
2.17
Mutsaers en De Wijnberg hebben op 11 juli 2019 een bezwarenbrief ex artikel 2:349 lid 1 BW gezonden aan de Coöperatie.
2.18
Bij brief aan mr. Vielvoye van 14 juli 2019 heeft mr. Mussche namens de Coöperatie gereageerd op de brief van 11 juli 2019 bedoeld in 2.17. In de brief staat dat de Coöperatie en [A] de door Mutsaers en De Wijnberg geuite zorgen en bezwaren onderschrijven, dat Aloysius enerzijds de besluitvorming binnen de Coöperatie frustreert en nalaat haar (contractuele) verplichtingen als lid van de Coöperatie na te komen, terwijl zij anderzijds weigert de Coöperatie te verlaten. De opstelling van Aloysius is naar het oordeel van de Coöperatie en [A] de voornaamste oorzaak van de huidige impasse binnen de Coöperatie. Verder staat in de brief dat noodzakelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheidssituatie vanwege de impasse in de besluitvorming niet kunnen worden genomen en dat een afschrift van de bezwarenbrief en de reactie aan mr. Eikelboom is gezonden.
2.19
De brief van 17 juli 2019 heeft de Inspectie van het Onderwijs aan Aloysius bericht dat zij in september 2019 een onderzoek zal doen bij het Kennis- en Expertisecentrum (KEC) Roermond en dat een van de onderzoeksvragen zal zijn of de context van het KEC er in voldoende mate aan bijdraagt dat de onderwijskwaliteit en de veiligheid van de leerlingen in alle omstandigheden is gewaarborgd en of de partners in het KEC aan gezamenlijke doelstellingen werken om dit te realiseren.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Mutsaers, De Wijnberg en de Coöperatie hebben aan hun verzoeken ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Coöperatie en dat gelet op de toestand van de Coöperatie onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting hebben zij onder meer naar voren gebracht dat tussen Mutsaers en De Wijnberg enerzijds en Aloysius anderzijds een geschil is ontstaan over de hoogte en de te hanteren verdeelsleutel bij de vaststelling van de contributie, een volgens Mutsaers en De Wijnberg noodzakelijke statutenwijziging, de positie van directeur [G] , de uitvoering en bekostiging van veiligheidsmaatregelen door de Coöperatie, het achterblijvende leerlingaantal omdat Aloysius onvoldoende leerlingen naar de Coöperatie doorverwijst, en de (her)benoeming van [A] als tijdelijk bestuurder van de Coöperatie op 28 juni 2019. De (her)benoeming van [A] wordt niet door Aloysius erkend, met als gevolg dat de Coöperatie op dit moment feitelijk (be)stuurloos is. Goedgekeurde jaarplannen en begrotingen ontbreken.
3.2
Aloysius heeft gemotiveerd verweer gevoerd en aangevoerd dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Coöperatie te twijfelen en dat gelet op de toestand van de Coöperatie onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Aloysius heeft onder meer naar voren gebracht dat partijen verdeeld zijn over de vergoeding die de Coöperatie betaalt voor medewerkers van Mutsaers die bij haar zijn gedetacheerd en voor andere diensten, het functioneren van [G] , het voorzien in het bestuur van de Coöperatie en de te hanteren verdeelsleutel bij de vaststelling van de contributie van de leden. Deze meningsverschillen staan eraan in de weg dat er een jaarbegroting wordt vastgesteld, contributiebesluiten worden genomen en hebben hun weerslag op de jaarrekening, waardoor het vaststellen daarvan moeizaam verloopt. Aloysius heeft onder andere als verweer aangevoerd dat er geen plicht voor Aloysius was om in te stemmen met de (her)benoeming van [A] en dat zij heeft gedaan wat in redelijkheid van haar verwacht kan worden om te komen tot een andere invulling van het bestuur van de Coöperatie. Volgens Aloysius diende [A] zich te onthouden van het uitbrengen van haar beweerdelijke “contractuele stem”, omdat die niet rechtsgeldig is en omdat die verbonden was aan haar bestuurderschap en niet diende om haar invloed te geven op haar eigen herbenoeming. Aloysius heeft geen vertrouwen meer in [A] als bestuurder van de Coöperatie.
3.3
De Ondernemingskamer overweegt als volgt.
3.4
Partijen verschillen van mening of de (her)benoeming van [A] als bestuurder van de Coöperatie per 1 juli 2019 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en de leden van de Coöperatie zijn (ook) niet in staat gebleken te voorzien in een andere bestuurder voor de Coöperatie. Gelet op de moeizame verstandhouding tussen partijen bestaat er geen concreet uitzicht op doorbreking van deze situatie op korte termijn. Deze gang van zaken moet voorshands worden aangemerkt als een gegronde reden om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Coöperatie te twijfelen.
3.5
Ook indien, zoals voor de hand ligt, partijen ernaar zullen streven om door middel van mediation te komen tot afspraken gericht op duurzame samenwerking in het belang van de kinderen die, in het verzorgingsgebied van partijen, op speciaal onderwijs en jeugdzorg zijn aangewezen, vergt het belang van de Coöperatie dat gedurende dit traject geen onzekerheid bestaat over de vraag of er een rechtsgeldig benoemde bestuurder van de Coöperatie is. De Ondernemingskamer zal daarom bij wijze van onmiddellijke voorziening [A] – voor zover zij vanaf 1 juli 2019 niet langer bestuurder is – benoemen tot bestuurder van de Coöperatie en bepalen dat [A] zelfstandig bevoegd is de Coöperatie te vertegenwoordigen. De benoeming van [A] zal in ieder geval duren totdat de Ondernemingskamer een beslissing op de overige verzoeken (zie 3.6) heeft genomen en heeft besloten of en op welke wijze alsdan in het bestuur van de Coöperatie zal moeten worden voorzien. De Ondernemingskamer zal de kosten van [A] ten laste brengen van de Coöperatie.
3.6
De beslissing met betrekking tot de verzoeken tot het gelasten van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie, de mogelijke reikwijdte van dat onderzoek, de overige verzoeken tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen en de proceskosten, zal de Ondernemingskamer aanhouden met het oog op de in 1.5 genoemde afspraken.
3.7
Het bovenstaande leidt tot onderstaande beslissing. De Ondernemingskamer zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur als bedoeld in r.o. 3.5 van deze beschikking [A] , wonende te Ochten, tot bestuurder van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. en bepaalt dat [A] zelfstandig bevoegd is Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. te vertegenwoordigen;
bepaalt dat het salaris en de kosten van [A] ten laste komen van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. en bepaalt dat Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. voor de betaling daarvan ten genoegen van [A] zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van haar werkzaamheden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, en drs. J.B.M. Streppel en mr. drs. G. Boon RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 29 augustus 2019 en op schrift gesteld op 2 september 2019.