ECLI:NL:GHAMS:2019:3386

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
23-003257-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rijden onder invloed van cocaïne en cannabis met bloedonderzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, namelijk het rijden onder invloed van cannabis en cocaïne op 7 april 2018 te Oosterblokker. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit wel degelijk heeft begaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum een voertuig heeft bestuurd na gebruik van de genoemde stoffen, waarbij het gehalte in zijn bloed de wettelijke grenswaarden overschreed.

Het hof heeft de eerder uitgesproken vrijspraak van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de recidive van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor rijden onder invloed. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht, wat een aanzienlijke straf rechtvaardigt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003257-18
datum uitspraak: 16 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-109747-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 april 2018, te Oosterblokker, gemeente Drechterland, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerwet 1994, te weten cannabis en/of cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 3,4 microgram THC en/of 21,1 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 april 2018 te Oosterblokker, gemeente Drechterland, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerwet 1994, te weten cannabis en cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 3,4 microgram THC en 21,1 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere overweging

Op 8 april 2018 is van de verdachte bloed afgenomen. Het afgenomen bloed is onderzocht door drs. [naam 1], apotheker en taxicoloog bij
[laboratorium], [naam 2]. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdediging naar voren gebracht dat zich in het dossier geen stukken bevonden aan de hand waarvan kon worden gecontroleerd of het laboratorium een geaccrediteerd laboratorium in de zin van artikel 14, tweede lid, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit) betrof. Onder die omstandigheden kan volgens de verdediging niet de conclusie worden getrokken dat sprake is geweest van een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat vrijspraak moet volgen.
De politierechter heeft overwogen dat de niet nader onderbouwde mededeling van de officier van justitie dat het onderzoek heeft plaatsgevonden door een geaccrediteerd laboratorium onvoldoende is om aan te tonen dat het onderzoek aan de eisen van het Besluit voldoet. De politierechter heeft het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie afgewezen. De politierechter heeft de verdachte vervolgens vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn stukken overgelegd waaruit volgt dat [laboratorium] is geaccrediteerd volgens de in artikel 14, tweede lid, van het Besluit genoemde normen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de vraag aan de orde gekomen of de stukken die betrekking hebben op de accreditatieverlening deel uit moeten maken van het dossier. Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat dergelijke stukken standaard aan het dossier moeten worden toegevoegd. Het ligt dan ook voor de hand om – na een onderbouwd verweer betreffende de accreditatie – het onderzoek ter terechtzitting te schorsen zodat de officier van justitie in de gelegenheid wordt gesteld die stukken alsnog te overleggen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden.
De raadsman heeft verzocht te beslissen dat de verdachte wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 1.000.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een auto op de openbare weg onder invloed van cannabis en cocaïne. Door aldus te handelen heeft de verdachte bewust de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat cannabisgebruik de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt. Daarnaast was de verdachte tevens onder de invloed van cocaïne. Zogenoemd gecombineerd middelengebruik vormt een aanzienlijk groter risico voor de verkeersveiligheid. Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 19 augustus 2019 blijkt daarnaast dat hij eerder wegens rijden onder invloed onherroepelijk is veroordeeld. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij wederom onder invloed in zijn auto is gestapt, kennelijk zonder zich te bekommeren om de veiligheid van anderen die zich op de weg bevinden. Gelet op de hiervoor omschreven de ernst van het feit en de recidive ziet het hof geen aanleiding een andere straf(soort) op te leggen dan door de advocaat-generaal is geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. E. van Die en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 september 2019.