ECLI:NL:GHAMS:2019:3384

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
23-000772-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor winkeldiefstal met geweld. De tenlastelegging betrof een incident op 9 november 2018, waarbij de verdachte levensmiddelen heeft weggenomen uit een winkel aan het Bijlmerplein in Amsterdam. De diefstal werd voorafgegaan door geweld tegen een winkelmedewerker, waarbij de verdachte zich met kracht losrukte tijdens zijn aanhouding.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzet had op diefstal, maar het hof oordeelde dat de intentie tot diefstal wel degelijk aanwezig was. De verdachte had goederen in zijn winkelwagentje die niet waren aangeslagen bij de kassa, en zijn verklaring over het aantal artikelen dat hij had aangeboden, bleek niet te kloppen. Het hof concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, gevolgd door geweld, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof bevestigde deze straf, waarbij het de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd in overweging nam. De verdachte had eerder al meerdere keren voor soortgelijke feiten gestaan, wat zwaar meewoog in de beslissing van het hof. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, en werd bepaald dat de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000772-19
datum uitspraak: 2 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-702728-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] (vestiging Bijlmerplein), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/of (een) andere medewerker(s) van die [winkel], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal duwen en/of zich (met kracht) losrukken en/of lostrekken van die [slachtoffer] en/of (een) medewerker(s) van genoemde [winkel].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de politierechter en daarbij een iets andere bewijsconstructie hanteert.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op de diefstal, aangezien hij een aantal artikelen op de band bij de kassa had gelegd en tegen de kassière had gezegd hoeveel hij van elk van diezelfde soort artikelen bij zich had. Dat vervolgens niet alles door de kassière is aangeslagen is te wijten aan de omstandigheid dat zij was afgeleid, maar dat maakt hem niet tot dief, aldus de raadsvrouw.
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt is dat klanten in de supermarkt hun artikelen ter betaling aanbieden bij de kassa en dat het niet de verantwoordelijkheid van de kassière is om te controleren of klanten aan die verplichting hebben voldaan. Verder overweegt het hof dat de verklaring van de verdachte dat hij van elk artikel een exemplaar op de band heeft gelegd en daarbij heeft gezegd hoeveel hij van elk artikel nog in zijn winkelwagen had, niet opgaat. In het dossier bevinden zich twee kassabonnen: een bon met de goederen die in de winkelwagen lagen, maar niet zijn aangeslagen en een bon met goederen die wel zijn aangeslagen en dus op de band waren gelegd. Daaruit kan worden afgeleid dat in de winkelwagen verscheidene soorten artikelen lagen die de verdachte niet tevens op de band bij de kassa had gelegd. Bovendien kloppen de aantallen niet die de verdachte aan de kassière naar zijn zeggen heeft genoemd. Het hof is met de politierechter van oordeel dat hieruit de intentie en het opzet op de diefstal blijkt van de goederen die in de winkelwagen lagen. Bij zijn aanhouding heeft de verdachte zich vervolgens met kracht losgerukt waardoor de aangever pijn en letsel heeft gekregen, zodat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal gevolgd van geweld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen levensmiddelen, toebehorende aan [winkel], vestiging Bijlmerplein, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het zich met kracht losrukken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis waarvan beroep te bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en heeft op het moment dat hij werd aangehouden door winkelpersoneel, geweld uitgeoefend jegens een winkelmedewerker. Winkeldiefstal brengt op zichzelf al schade en hinder met zich mee bij het gedupeerde bedrijf, maar geweld tegen winkelpersoneel maakt dit nog verwerpelijker. De verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendom en onverschillig te zijn jegens de winkelmedewerker, door hem pijn en letsel toe te brengen. Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 2 juli 2019 blijkt dat hij meermalen eerder ter zake van (winkel)diefstal onherroepelijk is veroordeeld, waarbij een enkele keer ook geweld is toegepast. Sterk in het nadeel van de verdachte wordt gewogen dat hij hieruit kennelijk geen lering heeft getrokken.
Het hof acht, alles afwegende, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.L.M. van der Voet en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 augustus 2019.
mr. M.L.M. van der Voet en mr. C. Fetter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.