Het hof is van oordeel dat geen sprake is van een juridische of feitelijke misslag. Het stond de rechter in eerste aanleg vrij de kinderen, die 7 en 5 jaar oud zijn, niet te horen, gelet op het bepaalde in artikel 809, lid 1, tweede volzin, Rv. Nu het hier geen kinderontvoeringszaak betreft (de vrouw had immers het recht om naar Spanje te vertrekken hangende het hoger beroep), gaat de vergelijking met die procedure niet op. Ook stond het de rechtbank vrij om de bestreden beschikking (gemotiveerd) uitvoerbaar bij voorraad te verklaren aangezien, gelet op het bepaalde in artikel 288 Rv, de rechter dit op verzoek maar ook ambtshalve kan doen.
Daarentegen acht het hof de belangen van de vrouw bij tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking, afgewogen tegen de belangen van de kinderen, van ondergeschikt belang. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. Na de bestreden beschikking is de vrouw medio juni 2019 naar Spanje vertrokken om daar aan te vangen met haar nieuwe baan. Partijen waren het erover eens dat de kinderen hun schooljaar in Nederland dienden af te maken. De kinderen zijn vervolgens na de start van de zomervakantie op 12 juli 2019 naar de vrouw in Spanje gegaan. Conform de bij de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling hebben de kinderen in augustus vier weken bij de man verbleven en zijn zij op 31 augustus 2019 met de vrouw teruggekeerd naar Spanje . De laatste week van de vier weken vakantie bij de man zijn de kinderen naar de ‘oude’ school te [plaats 1] geweest, waar de kinderen nog steeds ingeschreven staan. Gebleken is dat beide partijen na de bestreden beschikking elkaar over en weer verwijten dat de ander het contact tussen de kinderen en de andere ouder belemmert en niet handelt in het belang van de kinderen. Zo verwijt de vrouw de man dat hij de kinderen belast met negatieve uitlatingen omtrent de verhuizing, dat hij probeert de kinderen te beïnvloeden en dat hij de vrouw diskwalificeert als moeder, hetgeen volgens de vrouw onder meer blijkt uit de door de man in het geding gebrachte getuigenverklaringen van au pairs. Ook is de overdracht van de kinderen op zaterdag 31 augustus 2019 spanningsvol verlopen omdat de vrouw de kinderen pas kort voor de vlucht naar Spanje mocht komen halen van de man. De man verwijt de vrouw dat zij niet in het belang van de kinderen handelt en haar eigen belang om zich in Spanje te vestigen voorop stelt. Daarbij verloopt de bij de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling volgens de man nu al moeizaam door toedoen van de vrouw. Na het vertrek van de kinderen op 31 augustus 2019 naar Spanje heeft de man drie keer telefonisch contact met de kinderen gehad, welk contact stroef verliep doordat de verbinding werd verbroken of het gesprek werd beëindigd. Verder heeft de vrouw de kosten van de zorgregeling die zij op zich zou nemen niet betaald en heeft de man zelf de kosten van de retourtickets voor de vakantie in augustus 2019 voor zijn rekening moeten nemen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de discussies tussen partijen over de uitvoering van de bij de bestreden beschikking vastgestelde zorg- en vakantieregeling en de problemen bij de uitvoering van de regeling nieuwe feiten zijn, waardoor klaarblijkelijk aan de zijde van de kinderen een noodtoestand ontstaat. De kinderen dreigen immers door de huidige opstelling van partijen in een ernstig loyaliteitsconflict te raken hetgeen schadelijk is voor de beide kinderen. Blijkens hetgeen partijen hebben aangevoerd zijn de ouders niet in staat de kinderen buiten hun strijd te laten en worden de kinderen geconfronteerd met de onenigheid tussen partijen over (onder andere) de uitvoering van de bestreden beschikking. Dit alles is des te belastender indien de kinderen geconfronteerd worden met een nieuwe omgeving, nieuwe school en een andere taal. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat ten tijde van de zitting in hoger beroep de school in Spanje nog niet is aangevangen vanwege de zomervakantie in Spanje en de kinderen tot aanvang van de school op 12 september 2019 bij de vrouw in het vakantieverblijf van de familie verblijven, zodat het gewone leven in Spanje nog geen aanvang heeft genomen en zij in Nederland al een week naar school zijn geweest. De kinderen kunnen bij terugkeer in Nederland dan ook gemakkelijk hun bekende leven hervatten. Vanaf dat moment kan, hangende de procedure in hoger beroep, de tussen partijen geldende oude omgangsregeling worden hervat, nu de vrouw heeft aangegeven dat indien het hof de werking van de bestreden beschikking zal schorsen zij met de kinderen zal terugkeren naar haar huis in [plaats 1] . Indien het hof in de hoofdzaak beslist in het voordeel van de vrouw, kunnen de kinderen op een ander moment instromen op de school in Spanje . Het hof ziet in dat het niet in het belang van de vrouw is indien, zoals zij stelt, zij haar baan in Spanje zal verliezen indien zij moet terugkeren naar Nederland, maar door welbewust met de kinderen te vertrekken hangende de procedure in hoger beroep komt dit naar het oordeel van het hof voor haar rekening en risico en weegt haar belang niet op tegen de hiervoor omschreven belangen van de kinderen bij (voorlopige) voortduring van de hun bekende leefsituatie. Gelet op het voorgaande acht het hof schorsing van de werking van de bestreden beschikking geboden.