ECLI:NL:GHAMS:2019:3298

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
23-002999-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling, bedreigingen en belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2018. De verdachte, geboren in Somalië in 1981, was aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging en belediging van een ambtenaar. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk mishandelen van een supermarktmedewerker op 7 oktober 2017, bedreigingen met zware mishandeling aan twee slachtoffers op dezelfde datum, en belediging van een politieambtenaar op 17 juni 2018. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 28 mei 2019 en de eerdere zitting in eerste aanleg.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 tenlastegelegde feit, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Voor de overige feiten, te weten de mishandeling, bedreiging en belediging, heeft het hof echter wel voldoende bewijs gevonden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die de lichamelijke integriteit van de slachtoffers hebben aangetast en de eer en goede naam van de beledigde ambtenaar hebben geschaad.

De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf heroverwogen en besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij, de Nationale Politie Eenheid Amsterdam, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze betrekking had op feiten die niet zijn erkend door de verdachte. Het hof heeft de uitspraak gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002999-18
datum uitspraak: 11 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-741091-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] (werkzaam als [werk] medewerker) heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het met kracht slaan en/of stompen tegen de nek, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1], waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 07 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn vinger(s) en/of hand(en) een schietbeweging gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (daarbij) een of meer schietgeluiden gemaakt en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "ik onthoud jullie gezichten", in elk geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 11 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn vinger(s) en/of hand(en) een schietbeweging gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en/of (op korte afstand) van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] een (bier)fles, dreigend boven zijn verdachtes hoofd gehouden en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "jullie moeten achteruit", in elk geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 11 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Oude Hoogstraat, door eenmaal of meermalen zijn ontblote penis te tonen en/of vast te pakken en/of met zijn hand(en) zijn penis op en neer te bewegen en/of trekkende bewegingen te maken en/of te masturberen;
5.
hij op of omstreeks 17 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant], brigadier van de politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd, door
- hem de woorden toe te voegen: "Jij bent een vieze homo. Vieze flikker. Je kont staat open vieze flikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of
- op de handen, in elk geval op het lichaam en/of op de broek van voornoemde [verbalisant] te spugen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en – op onderdelen – tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde wordt vrijgesproken omdat de verdachte (feit 1) niet de bedoeling heeft gehad [slachtoffer 1] te mishandelen, (feit 2) geen bedreigingen heeft geuit, (feit 3) wettig en overtuigend bewijs ontbreekt en (feit 5) de verdachte niet heeft gespuugd en geen beledigingen heeft geuit.
Het hof overweegt dat deze verweren worden weerlegd door te bezigen bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 oktober 2017 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1], werkzaam als supermarktmedewerker, heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het slaan tegen de nek van [slachtoffer 1], waardoor [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 7 oktober 2017 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn vingers of hand een schietbeweging gemaakt in de richting van [slachtoffer 2] en daarbij schietgeluiden gemaakt en dreigend de woorden toegevoegd: "ik onthoud jullie gezichten";
3.
hij op 11 januari 2018 te Amsterdam [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn vingers of hand een schietbeweging gemaakt in de richting van [slachtoffer 3], op korte afstand van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] een bierfles dreigend boven zijn hoofd gehouden en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "jullie moeten achteruit";
5.
hij op 17 juni 2018 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant], brigadier van de politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd, door
- hem de woorden toe te voegen: "Jij bent een vieze homo. Vieze flikker. Je kont staat open vieze flikker" en
- op de handen en op de broek van [verbalisant] te spugen.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde en twee ad informandum gevoegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde en de twee ad informandum gevoegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De raadsman heeft primair verzocht de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overschrijdt. Subsidiair heeft hij verzocht de verdachte een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, bedreiging van personen met zware mishandeling en belediging van een ambtenaar. Dit zijn ernstige feiten waarmee verdachte op agressieve wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer van de mishandeling, gevoelens van angst heeft veroorzaakt bij de slachtoffers van de bedreigingen en de eer en goede naam heeft geschaad en het gezag heeft ondermijnd van de door hem beledigde ambtenaar. De verdachte heeft een voor de slachtoffers intimiderende situatie in het leven geroepen.
Het hof betrekt de ad informandum gevoegde feiten niet in de strafoplegging, nu de verdachte deze ter terechtzitting in hoger beroep niet heeft erkend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 mei 2019 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld wegens strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging en belediging. Dit weegt in zijn nadeel.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt, mede in het licht van de recidive en gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. In die omstandigheid en in hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte is aangevoerd, vindt het hof echter geen aanleiding een taakstraf op te leggen, nu dit geen recht zou doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
In de strafzaak van de verdachte (met parketnummer 23-002284-16) die ter terechtzitting in hoger beroep gelijktijdig maar niet gevoegd is behandeld met de onderhavige strafzaak, heeft de verdachte geruime tijd in voorarrest doorgebracht, langer dan de strafoplegging die in die zaak heeft plaatsgevonden. Het hof houdt bij de strafoplegging in matigende zin rekening met die omstandigheid en zal in de onderhavige zaak een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Amsterdam

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 58,08, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 58,08 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Het hof overweegt dat deze vordering betrekking heeft op één van de ad informandum gevoegde feiten. Nu deze feiten niet zijn erkend door de verdachte en deze niet kunnen meewegen in de strafoplegging, kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft aanvankelijk (schriftelijk) gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2015, parketnummer 13-148695-15, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week.
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg begrijpt het hof dat de vordering aldaar is ingetrokken door de officier van justitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Amsterdam
Verklaart de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Amsterdam niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de verdachte en de benadeelde partij ieder in de eigen kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. C.N. Dalebout en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 11 juni 2019.