ECLI:NL:GHAMS:2019:3297

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
23-002284-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandelingen en bedreiging met een misdrijf tegen het leven van vluchtelingen in een krakerspand

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Somalië in 1981, was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de rechtbank in verband met mishandeling en bedreiging. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden in een krakerspand waar vluchtelingen verbleven. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van twee slachtoffers op 31 oktober 2015 en het bedreigen van een derde persoon op 23 april 2016. Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er sprake was van een alternatieve scenario en dat de verdachte geestelijk zwak was, wat de bedreigende uitlatingen zou kunnen verklaren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de uitlatingen van de verdachte, waaronder "I'm gonna kill you!", voldoende waren om de slachtoffers in redelijkheid te laten vrezen voor hun leven. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002284-16
datum uitspraak: 11 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2016 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-703182-15 (zaak A) en 13-706917-15 (zaak B) en 13-701766-16 (zaak C), alsmede 13-148695-15 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 2 en 3 en in zaak B onder 1 en 2 is tenlastegelegd. Op 20 juni 2016 is tegen voormeld vonnis namens de verdachte in die zin beperkt hoger beroep ingesteld, dat het hoger beroep enkel is gericht tegen de beslissingen van de rechtbank in zaak A, feit 1, en in zaak C.
In zaak C is de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], in eerste aanleg afgewezen. [benadeelde] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering in hoger beroep niet aan de orde is.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
zaak A:
1.
hij op of omstreeks 31 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, in elk geval het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2];
zaak C:
hij op of omstreeks 23 april 2016 te Amsterdam [benadeelde] (op dat moment werkzaam als [werk]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd :"I'm gonna kill you!" en/of "I'm gonna kill your mother!", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van de in zaak A onder 1 tenlastegelegde mishandeling wordt vrijgesproken op de grond dat sprake is van een alternatief scenario, inhoudende dat de verdachte werd aangevallen en door de aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], is mishandeld.
Voorts heeft de raadsman ter terechtzitting verzocht de verdachte vrij te spreken van de hem in zaak C tenlastegelegde bedreiging omdat de verdachte geestelijk zwak is en hulp nodig heeft, zodat de woorden die hij zou hebben geroepen niet als bedreigend konden worden opgevat.
Het hof overweegt als volgt.
Het alternatieve scenario dat de raadsman met betrekking tot het in zaak A onder 1 tenlastegelegde heeft geschetst, wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Ut de gebezigde bewijsmiddelen in zaak C volgt dat de verdachte zich op 23 april 2016 in Amsterdam behoorlijk agressief gedroeg. [werk] [benadeelde] en zijn collega waren genoodzaakt in te grijpen en hebben de verdachte aangehouden nadat hij een voorbijganger had bespuugd. De verdachte heeft daarop naar [benadeelde] geschreeuwd: “I'm gonna kill you!”, waardoor [benadeelde] zich bedreigd voelde.
Het hof is van oordeel dat de uitlating van de verdachte van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden is gedaan, dat bij [benadeelde] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. De stelling dat de verdachte geestelijk zwak was en hulp nodig had, doet daaraan niet af, in aanmerking genomen dat geenszins aannemelijk is dat dit voor buitenstaanders als [benadeelde] kenbaar moet zijn geweest.
Het hof verwerpt derhalve de verweren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en in zaak C tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A:
1.
hij op 31 oktober 2015 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande uit het slaan tegen het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
zaak C:
hij op 23 april 2016 te Amsterdam [benadeelde], op dat moment werkzaam als [werk], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd :"I'm gonna kill you!".
Hetgeen in zaak A onder 1 en in zaak C meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Het hof neemt over de bewijsmiddelen zoals vermeld in de bijlage van het vonnis waarvan beroep onder de nummers 1 tot en met 5 in zaak A (feit 1) en 1 tot en met 3 in zaak C.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 en in zaak C bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het in zaak C bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1 en in zaak C bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 en in zaak C bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft primair verzocht de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overschrijdt. Subsidiair heeft hij verzocht de verdachte een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft bij een krakerspand waarin vluchtelingen verblijven twee bewoners geslagen. Dergelijk handelen maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, maar draagt ook bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder nu het heeft plaatsgevonden in het bijzijn van anderen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een [werk] en aldus op agressieve wijze een voor het slachtoffer intimiderende situatie in het leven geroepen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 mei 2019 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld wegens strafbare feiten, waaronder mishandeling en bedreiging. Dit weegt in zijn nadeel.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt, mede in het licht van de recidive en gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit de stukken die betrekking hebben op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte volgt dat hij al langere tijd lijdt aan een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) en dat sprake is van alcoholmisbruik. Ten aanzien van zaak A is geadviseerd het tenlastegelegde aan de verdachte in enigszins verminderde mate toe te rekenen. Het hof neemt dit advies over.
Het hof constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. In die omstandigheid en in hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte is aangevoerd, vindt het hof echter geen aanleiding een taakstraf op te leggen, nu dit geen recht zou doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2015, parketnummer 13-148695-15, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en in zaak C tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1 en in zaak C bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2015, parketnummer 13-148695-15, te weten van
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. C.N. Dalebout en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 11 juni 2019.