ECLI:NL:GHAMS:2019:3289

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
23-001010-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging uit een auto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van diefstal in vereniging uit een personenauto, waarbij een paspoort, kentekenbewijs en een geldbedrag van € 9.320,- zijn weggenomen. De diefstal vond plaats op 23 december 2016 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door opsporingsambtenaren betrouwbaar waren, gebaseerd op camerabeelden. Het hof achtte de diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de onderdelen braak, verbreking en inklimming. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van 50 uren. Het hof weegt de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte mee in de strafoplegging. De wettelijke voorschriften die van toepassing zijn, zijn de artikelen 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001010-18
datum uitspraak: 16 mei 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-239122-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (Mercedes-Benz en/of voorzien van het kenteken [kenteken]) heeft weggenomen een paspoort, een kentekenbewijs en/of een geldbedrag van 9320 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit op de grond dat de herkenningen van de verdachte door verschillende opsporingsambtenaren aan de hand van afbeeldingen onbetrouwbaar is en dat zonder deze herkenningen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor een bewezenverklaring.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 23 december 2016 goederen en geld uit de Mercedes Benz van [benadeelde] zijn weggenomen. Deze auto stond geparkeerd op de op de [weg] in Amsterdam, tegenover een [winkel]. Op camerabeelden van 23 december 2016 opgenomen aan de buitenzijde van de [winkel] is te zien dat twee mannen (hierna: VD1 en VD2) enige tijd dicht in de buurt van de Mercedes hebben rondgelopen. Zij zijn weggelopen op het moment dat [benadeelde] naar de Mercedes Benz kwam, een tas uit de kofferbak haalde en weer is weggegaan. Direct daarna zijn VD1 en VD2 naar de Mercedes Benz gelopen en hebben zij deuren van de auto geopend. VD1 heeft goederen uit de auto gepakt, waarna beide mannen zijn weggelopen.
Op de camerabeelden 23 december 2016 opgenomen aan de binnenzijde van de [winkel] is te zien dat VD1 en VD2 korte tijd in de winkel zijn. Op die camerabeelden zijn VD1 en VD2 duidelijk in beeld gebracht. De politieambtenaar [verbalisant 1] heeft de bewegende beelden bekeken en heeft VD1 aan zijn gelaatskenmerken met onder meer een (bijna) doorlopende wenkbrauw herkend als de verdachte. [verbalisant 1] kent de verdachte via het Top400 traject en begeleidt hem intensief. De politieambtenaar [verbalisant 2] heeft de “stills” bekeken en heeft VD1 als de verdachte herkend. [verbalisant 2] is werkzaam als plaatsvervangend teamleider bij de integrale persoonsgerichte aanpak en kent de verdachte in die hoedanigheid. Hij is een aantal keren, waaronder recent, bij de verdachte op huisbezoek geweest en heeft daar met hem gesproken.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], die op basis van heldere camerabeelden en duidelijke “stills” hebben plaatsgevonden. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn nauw betrokken bij de verdachte en hebben hem stellig en zonder enig voorbehoud herkend. Het hof zal deze herkenningen dan ook voor het bewijs bezigen en acht de ten laste gelegde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat het hof de verdachte zal vrijspreken van de onderdelen braak, verbreking en inklimming nu het hof daaromtrent niets heeft kunnen vaststellen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 december 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto Mercedes-Benz, voorzien van het kenteken [kenteken], heeft weggenomen een paspoort, een kentekenbewijs en een geldbedrag van € 9.320,00, toebehorende aan [benadeelde].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis waarvan voorwaardelijk 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van goederen en een groot geldbedrag uit een geparkeerde auto. Dit is een ergerlijk feit waarmee de verdachte geen respect heeft getoond voor andermans eigendommen. Voorts veroorzaken dergelijke misdrijven vaak veel hinder voor gedupeerde personen en dragen zij bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid aangaande eigendommen in de maatschappij.
Het hof heeft gelet op de straffen die door rechters bij diefstallen uit een auto plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis genoemd. Dit neemt het hof tot uitgangspunt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 april 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, onder meer voor vermogensdelicten. Dit weegt in zijn nadeel.
Anders dan de advocaat-generaal vindt het hof in hetgeen de raadsvrouw omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte heeft aangevoerd geen aanleiding een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, nu dit geen recht zou doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 mei 2019.