ECLI:NL:GHAMS:2019:3285

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
23-001561-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal uit auto's in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was betrokken bij diefstal uit auto's in vereniging. De feiten vonden plaats op 2 januari 2018, waarbij aangiften zijn gedaan door twee slachtoffers van diefstal uit hun voertuigen in parkeergarages in Amsterdam. De verdachte en zijn medeverdachten werden kort na de diefstallen aangetroffen in een auto met de gestolen goederen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten onder omstandigheden zijn aangetroffen die duiden op hun betrokkenheid bij de diefstallen. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, maar het hof heeft deze straf in hoger beroep verlaagd naar 80 uren taakstraf en 40 dagen hechtenis, waarbij het vonnis voor het overige is bevestigd. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001561-18
Datum uitspraak: 26 april 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-003544-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf (in zoverre zal het vonnis worden vernietigd) en met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging in het vonnis vervangt door de navolgende overweging.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de uit de auto’s van de aangevers gestolen goederen heeft weggenomen, noch dat hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof overweegt als volgt.
Feiten en omstandigheden
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn auto op 2 januari 2018 na 19.00 uur in de Q-Park IJ-Oever in Amsterdam. Uit zijn auto zijn onder meer een Apple iPad en een Apple iPhone-oplader weggenomen.
[aangever 2] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn auto op 2 januari 2018 na 17.45 uur in de Q-Park aan de Van Baerlestraat in Amsterdam. Uit zijn auto zijn onder meer een laptoptas met een laptop van het merk HP, type Elitebook 840 en een laptoptas met een laptop van het merk HP, type Elitebook 840g3 weggenomen.
Op de camerabeelden van 2 januari 2018 van de Q-Park aan de Van Baerlestraat is te zien dat een Kia Picanto met het kenteken [kenteken] om 20.23 uur de garage inrijdt, dat de verdachte en [medeverdachte 1] om 20.49 uur bij de ticketautomaat in die parkeergarage staan en daar handelingen verrichten en tenslotte dat de Kia Picanto om 20.50 uur uit de uitgang van de Q-Park rijdt.
Op 2 januari 2018 rond 21.00 uur is de verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een Kia Picanto staande gehouden in Amsterdam. Juist voorafgaande aan deze staandehouding namen de verbalisanten waar, nadat zij rijdend oogcontact hadden gemaakt met de verdachten, dat de achterin de Kia gezeten [medeverdachte 1] drukke bewegingen maakte met zijn armen alsof hij iets aan het wegstoppen was. Ook gedroegen de verdachten zich (zeer) nerveus, onder meer nadat zij na de staandehouding over de nader te noemen tassen met inhoud waren bevraagd. In de Kia is achter de passagiersstoel een laptoptas met een laptop van het merk HP, type Elitebook 840 aangetroffen. Onder de passagiersstoel zijn een iPad van het merk Apple en een bijbehorende oplader aangetroffen. Achter de bestuurdersstoel werd een laptoptas met een andere laptop van het merk HP aangetroffen. Deze goederen zijn afkomstig uit de auto’s van [aangever 2] en [aangever 1]. De drie inzittenden van de Kia, de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], zijn aangehouden.
Oordeel van het hof
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een auto met daarin gestolen goederen zijn aangetroffen, korte tijd nadat deze goederen moeten zijn weggenomen uit de auto van [aangever 1] in de Q-Park IJ Oever en uit de auto van [aangever 2] in de Q-Park aan de Van Baerlestraat. De verdachte is kort voor zijn aanhouding met een medeverdachte op de camerabeelden in laatstgenoemde parkeergarage gesignaleerd. Hij is aldus onmiskenbaar onder omstandigheden aangetroffen die duiden op directe betrokkenheid bij de diefstallen uit de auto’s van [aangever 2] en [aangever 1]. Hij heeft bij zijn politieverhoor, ter terechtzitting in eerste aanleg noch in hoger beroep een deze betrokkenheid ontzenuwende verklaring afgelegd. Bij hun staandehouding hebben de drie verdachten verklaard dat de gestolen goederen niet van hen zijn, waar [medeverdachte 2] nog aan heeft toegevoegd niet te weten waar de spullen vandaan komen.
Het hof stelt vast dat het procesdossier geen solide aanknopingspunten bevat voor de stelling van de raadsman dat de goederen die in de Kia Picanto zijn aangetroffen door de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden zijn “koudgesteld”, noch voor de stelling dat de goederen door een derde zouden zijn weggenomen.
Het hof acht, alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de voornoemde goederen hebben weggenomen.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot de door de politierechter opgelegde straf.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij verzocht de verdachte te veroordelen tot dezelfde straf als de politierechter heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met anderen in twee parkeergarages goederen uit auto’s weggenomen. Dergelijke feiten veroorzaken naast overlast, doorgaans ergernis, verlies van tijd en financiële schade voor de gedupeerden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 maart 2019 is hij weliswaar eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld, maar ná het plegen van dit feit.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een taakstraf.
Anders dan de advocaat-generaal en de raadsman vindt het hof in hetgeen de raadsman omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte heeft aangevoerd geen aanleiding een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, nu dit geen recht zou doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 april 2019.
mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest te ondertekenen.