ECLI:NL:GHAMS:2019:3284

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
23-000955-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een fiets met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1966, was aangeklaagd voor diefstal van een fiets die toebehoorde aan de nationale politie. De tenlastelegging omvatte zowel primair de diefstal met braak als subsidiair het verwerven van een door misdrijf verkregen goed. Tijdens de zitting op 12 april 2019 heeft de raadsman van de verdachte gepleit voor vrijspraak, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn dat de verdachte de fiets had weggenomen of dat hij wist dat het een gestolen goed betrof.

Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte op 27 december 2017 te Amsterdam is aangehouden terwijl hij op een lokfiets van de politie reed, die kort daarvoor was gestolen. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over hoe hij in het bezit van de fiets was gekomen, en het hof achtte zijn alternatieve scenario's onaannemelijk en niet onderbouwd. Het hof heeft geconcludeerd dat de diefstal met braak wettig en overtuigend bewezen was.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken geëist. Het hof heeft, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het primair ten laste gelegde als bewezen werd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000955-18
Datum uitspraak: 26 april 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-259264-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 27 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de nationale politie, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:hij op of omstreeks 27 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een fiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de fiets heeft weggenomen, noch dat hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 27 december 2017 te 05.10 uur op de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam is aangehouden terwijl hij op een (lok)fiets van de politie reed. Deze lokfiets was 32 minuten daarvoor, te weten om 04.38 uur, weggenomen vanaf de Tweede Jan van der Heijdenstraat in Amsterdam. De lokfiets heeft tussen 04.41 uur en 05.07 uur bij perceel Sarphatipark 128 stilgestaan.
In zijn politieverhoor heeft de verdachte verklaard dat hij in de nacht van 27 december 2017 in de [bar] aan de Ceintuurbaan in Amsterdam was, dat deze bar ging sluiten en dat hij de betreffende fiets van een Arabier met de bijnaam “[bijnaam] of zo” kreeg om bier bij de avondwinkel aan de Ceintuurbaan te gaan halen.
Het hof schuift dit alternatieve scenario als onaannemelijk en niet onderbouwd terzijde. De verdachte heeft niet alleen wisselend verklaard over het voorhanden krijgen van de fiets – ten tijde van de voorgeleiding aan de hulpofficier van justitie spreekt hij nog van het
vindenvan de fiets – maar ook moet het enige verifieerbare element in dit scenario, inhoudende dat de verdachte zich die nacht in de [bar] aan de Ceintuurbaan bevond, voor onjuist worden gehouden, nu via openbare bron (www.google.nl) niet blijkt van een ten tijde van het tenlastegelegde feit in Amsterdam gevestigde [bar]. Ook overigens bevat het dossier geen solide aanknopingspunten voor een andere mogelijke dader. Gelet op de hiervoor geschetste feitelijke toedracht en met name op het nachtelijke tijdstip en het korte tijdsbestek tussen het wegnemen van de lokfiets en het aantreffen van de verdachte op die fiets, acht het hof de ten laste gelegde diefstal met braak dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 december 2017 te Amsterdam, een fiets die aan een ander toebehoorde, te weten aan de politie, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hem geen gevangenisstraf straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een (lok)fiets. Hij heeft daarmee blijk gegeven weinig respect te hebben voor andermans eigendom. Een feit als het onderhavige bezorgt de gedupeerde overlast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 maart 2019 is hij vaker voor diefstal onherroepelijk veroordeeld. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. In hetgeen de raadsman omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding een andersoortige straf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. W.M.C. Tilleman en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2019.
mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest te ondertekenen.