ECLI:NL:GHAMS:2019:3283

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
23-001614-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld, vrijspraak voor geweldshandelingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd op 21 februari 2018 in Zaandam, waar hij twee lampen uit een winkel heeft weggenomen. De tenlastelegging omvatte ook geweld tegen winkelmedewerkers, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich enkel heeft verzet tegen een nekklem die door beveiligers werd toegepast, zonder het oogmerk te hebben om te vluchten of het gestolene te verzekeren. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde geweldshandelingen, maar heeft de diefstal wel bewezen verklaard.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. In hoger beroep heeft het hof de straffen heroverwogen en besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van twee jaar, met een taakstraf van 28 uren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn betrokkenheid bij een stichting voor de resocialisatie van ex-gedetineerden en zijn positieve houding ten opzichte van behandeling.

Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen beoordeeld en heeft besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat het feit na afloop van de proeftijd was gepleegd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters de zaak grondig hebben onderzocht en de belangen van de verdachte en de samenleving in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001614-18
Datum uitspraak: 26 april 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 april 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-035778-18, 15-094929-15 (TUL) en 15-011193-15 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
postadres: [adres 1],
verblijfadres: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad een of meerdere lampen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel] (gelegen aan de [adres 3]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] en/of een of meer medewerkers van de [winkel], gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door zich toen hij door voornoemde medewerkers werd vastgehouden te verzetten en zich daarbij (met kracht) in een andere richting te bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde geweldshandelingen moet worden vrijgesproken omdat het door de verdachte gepleegde geweld niet zag op de vlucht na de winkeldiefstal maar om een uitweg te vinden uit de bij hem door beveiligers van [winkel] aangelegde verstikkende nekklem.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het aangifteformulier en de beschrijving van de camerabeelden volgt dat de verdachte op 21 februari 2018 bij [winkel] in Zaandam twee lampen in zijn tas heeft gedaan en zonder te betalen langs de kassa is gelopen. Een beveiliger sprak hem aan en hij is met hem in de richting van de uitgang gelopen. Vlak voor de uitgang probeerde de verdachte te vluchten. Daarop pakten beveiligers de verdachte vast. Bij de verdachte is een nekklem toegepast.
De verdachte heeft verklaard dat hij bij [winkel] twee lampen heeft gestolen en bij de uitgang van de winkel door beveiligers werd besprongen en op de grond terechtkwam. Hij voelde dat hij in een nekklem werd gehouden en verkeerde in ademnood. Hij zocht een uitweg en probeerde zich los te maken uit de klem. Vanaf het moment dat de nekklem niet meer werd toegepast, heeft hij volledig meegewerkt.
Het hof acht de verklaring van de verdachte (in het licht van de inhoud van het dossier) aannemelijk en gaat daarvan uit. Met de raadsman is het hof daarom van oordeel dat de verdachte zich uitsluitend op het moment van de nekklem heeft verzet en dat hij daarbij niet het oogmerk had te vluchten of zich het bezit van het gestolene te verzekeren. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van de tenlastegelegde geweldshandelingen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 februari 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, lampen, toebehorende aan [winkel] (gelegen aan de [adres 3]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht en een gedragsinterventie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straffen zal worden veroordeeld.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen die de rechter in eerste aanleg heeft gesteld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal kan schade en hinder veroorzaken voor het gedupeerde winkelbedrijf en ongemak bij het winkelend publiek.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 maart 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor (winkel)diefstallen.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt, in het licht van de recidive, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof zal daartoe in dit bijzondere geval niet overgaan om de volgende redenen.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de verdachte werkzaamheden als [werk] verricht en daarnaast betrokken is bij de stichting Zuivere Koffie, die gericht is op de resocialisatie en re-integratie van (ex-)gedetineerden. De verslavingsproblematiek van de verdachte lijkt onder controle. De verdachte staat onder toezicht van de reclassering, hetgeen goed verloopt. Hij heeft zich ingeschreven bij De Waag en staat op een wachtlijst. De verdachte staat positief tegenover behandelingen en trainingen omdat hij aan zijn problemen wil werken.
Het hof acht het in het belang van de verdachte en van de samenleving dat deze ontwikkelingen niet worden doorkruist door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarom zal het hof een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen van een meldplicht en een gedragsinterventie, inhoudende een Cognitieve Vaardigheden (CoVa) training.
Het hof is van oordeel dat daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf een passende reactie op het bewezenverklaarde feit vormt.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-011193-15

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 maart 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof zal (om de hiervoor in de strafmaatoverwegingen vermelde redenen) in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-094929-15

Het hof zal het openbaar ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging van de ten aanzien van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 juli 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet-ontvankelijk verklaren, omdat het feit na afloop van de gestelde proeftijd is gepleegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij de reclassering op de [adres 4] te Zaandam op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Cognitieve Vaardigheden training, aangeboden door de reclassering of een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 maart 2015 met parketnummer 15-011193-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week, een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 7
(zeven) dagen hechtenis.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-094929-15.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2019.