Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmiddelen
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2019.
Bewijsoverweging
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
€ 11.069,95 (elfduizend negenenzestig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 4.069,95 (vierduizend negenenzestig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 7.000,00 (zevenduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag der voldoening.
€ 11.069,95 (elfduizend negenenzestig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 4.069,95 (vierduizend negenenzestig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 7.000,00 (zevenduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 7.472,80 (zevenduizend vierhonderdtweeënzeventig euro en tachtig cent) bestaande uit € 472,80 (vierhonderdtweeënzeventig euro en tachtig cent) materiële schade en € 7.000,00 (zevenduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag der voldoening.
€ 7.472,80 (zevenduizend vierhonderdtweeënzeventig euro en tachtig cent) bestaande uit € 472,80 (vierhonderdtweeënzeventig euro en tachtig cent) materiële schade en € 7.000,00 (zevenduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.