ECLI:NL:GHAMS:2019:3268

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
23-000413-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis van de kinderrechter in de strafzaak tegen een verdachte wegens diefstal in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 januari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Algerije in 2001, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar met enkele aanpassingen. Het hof verving een overweging over de staande- en aanhouding van de verdachte, voegde ambtshalve een bewijsoverweging toe en vulde de strafmotivering aan. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als in eerste aanleg was opgelegd. Het hof oordeelde dat, gezien de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en het feit dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had, een taakstraf niet uitvoerbaar zou zijn. Daarom werd enkel een vrijheidsbenemende straf passend geacht.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat de staande- en aanhouding onrechtmatig zouden zijn geweest. Het hof verwierp dit verweer en concludeerde dat de staande- en aanhouding rechtmatig waren. De verdachte en een medeverdachte waren in elkaars gezelschap aangetroffen en voldeden aan de signalementen die door de aangeefster waren gegeven. De verdachte droeg een blauwe jas en had een tas bij zich, wat leidde tot zijn aanhouding.

Op basis van camerabeelden concludeerde het hof dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte tijdens de diefstal. Het hof achtte diefstal in vereniging bewezen en bevestigde het vonnis van de kinderrechter, met inachtneming van de nieuwe overwegingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000413-19
datum uitspraak: 22 augustus 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-702465-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de overweging betreffende de staande- en aanhouding van de verdachte vervangt, ambtshalve een bewijsoverweging toevoegt en de strafmotivering aanvult met de volgende overwegingen:
  • Gelet op de omstandigheid dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, is een taakstraf niet, althans moeilijk uitvoerbaar. Het hof zal derhalve geen taakstraf opleggen.
  • Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, acht het hof enkel een vrijheidsbenemende straf passend en geboden.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de staande- en aanhouding van de verdachte onrechtmatig zijn geweest.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat door aangeefster een signalement is gegeven van de persoon die de tas zou hebben meegenomen uit de trein. Hij zou een blauwe jas dragen. De aangeefster heeft voorts een signalement gegeven van de persoon die op het raam van de trein tikte, waardoor zij afgeleid raakte. Deze persoon zou een licht getint uiterlijk hebben. Naar aanleiding van deze signalementen is gezocht naar personen die daaraan voldeden. De verdachte en de medeverdachte werden in elkaars gezelschap aangetroffen en voldeden aan de signalementen. Zij zijn daarop staande gehouden. De verdachte droeg over zijn schouder een blauwe jas. Onder de blauwe jas bevond zich een tas. De verbalisanten hebben de verdachte gevraagd naar deze tas. De verdachte heeft hierop verklaard dat de tas niet van hem was. De verdachte is vervolgens aangehouden. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de staande- en aanhouding van de verdachte niet onrechtmatig zijn geweest. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.

Bewijsoverweging

Op basis van de camerabeelden in het dossier stelt het hof het volgende vast. Op het moment dat de trein op het perron stopt en de deuren opengaan, stapt een man uit de trein en gaat onmiddellijk bij het raam naast de deur staan. Hij kijkt de trein in en maakt tikkende bewegingen richting het glas. Een andere man stapt de trein uit. Deze man is de verdachte. Hij draagt een tas over zijn schouder. Vrijwel meteen stapt hij de trein weer in. De andere man volgt hem de trein in. Enkele ogenblikken later komen ze kort na elkaar de trein weer uit. Te zien is dat de blauwe jas nu over de tas over de schouder van de verdachte is gedrapeerd. Door de wijze waarop de jas over de tas is gedrapeerd, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte hierbij is geholpen. Vervolgens worden de verdachte en de andere man samen staande gehouden. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere man, die tot uiting komt in onderling afgestemde handelingen van beide verdachten tijdens het plegen van de diefstal en daarna, om de aftocht met de buit mogelijk te maken. Derhalve acht het hof diefstal in vereniging van de tas uit de trein bewezen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. N.A. Schimmel en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 augustus 2019.
=========================================================================
[…]