ECLI:NL:GHAMS:2019:3240
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Machtiging gesloten plaatsing op basis van artikel 6.1.2 Jeugdwet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft op 22 juli 2019 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter van 29 mei 2019, waarin een spoedmachtiging tot gesloten jeugdhulp was verleend. De GI, de gecertificeerde instelling, heeft op 13 augustus 2019 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 augustus 2019 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de moeder, de vader, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming.
Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige] sinds 16 juni 2015 onder toezicht staat van de GI en sinds 4 oktober 2017 uit huis is geplaatst. De moeder heeft het gezag over [de minderjarige], die in 2006 is geboren. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, terwijl de GI verzoekt deze te bekrachtigen. Het hof heeft de gronden voor de machtiging gesloten jeugdhulp beoordeeld en vastgesteld dat deze nog steeds aanwezig zijn. Er waren ernstige zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige], die niet in staat was haar emoties te reguleren en daardoor onveilige situaties veroorzaakte.
Het hof heeft geconcludeerd dat de huidige behandeling in de gesloten setting noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van [de minderjarige]. De raad heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarbij stabiliteit en zekerheid voor [de minderjarige] voorop staan. Het hof heeft uiteindelijk besloten de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, omdat de gronden voor de machtiging gesloten jeugdhulp nog steeds aanwezig zijn. De beslissing is genomen in het belang van [de minderjarige], die momenteel positieve ontwikkelingen doormaakt binnen de gesloten behandelgroep.