Uitspraak
1.[appellante sub 1] ,
2.[appellant sub 2] ,
3.[appellant sub 3] ,
4.[appellant sub 4] ,
mr. C.L. Berkelte Veenendaal,
mr. G.F. Hovestadte Arnhem,
mr. R. Teerinkte Tilburg.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben appellanten een hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil over de vergoeding van de executeur en de kosten die door de executeur gemaakt zijn in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap. De appellanten, bestaande uit vier erfgenamen, betwisten de hoogte van de vergoeding die de executeur voor zijn werkzaamheden in rekening brengt. Tijdens een bijeenkomst op 15 februari 2013 zou de executeur hebben aangegeven dat zijn vergoeding 1% van de waarde van de nalatenschap zou bedragen, inclusief alle kosten. De appellanten stellen dat deze afspraak niet goed is nagekomen, en dat de executeur ook de kosten van derden zou moeten dekken.
Het hof heeft in eerdere arresten al een tussenbeslissing genomen en getuigenverhoren gehouden om de stellingen van de appellanten te toetsen. De getuigen hebben uiteenlopende verklaringen afgelegd over wat er tijdens de bijeenkomst is besproken. Het hof heeft vastgesteld dat er geen eenduidige overeenstemming is bereikt over de kosten die onder de vergoeding van de executeur vallen. De verklaringen van de getuigen zijn niet overtuigend genoeg om de stelling van de appellanten te onderbouwen dat de executeur ook de kosten van derden zou moeten dekken.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de executeur zijn vergoeding van 1% mag hanteren, maar dat de kosten van derden niet onder deze vergoeding vallen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de executeur veroordeeld om de erfgenamen de gevraagde informatie te verstrekken over de kosten die hij heeft gemaakt. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij de kosten van de getuigen zijn verdeeld tussen de partijen. Het hof heeft de zaak op 5 februari 2019 beslist.