In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [kind A]. De moeder had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin haar gezag over [kind A] was beëindigd en de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (GI) was benoemd tot voogd. De moeder voerde aan dat de rechtbank ten onrechte haar ouderlijk gezag had beëindigd en verzocht om een contra-expertise om haar pedagogische vaardigheden te onderzoeken. Het hof oordeelde dat de moeder niet in staat was om de dagelijkse verzorging en opvoeding van [kind A] op zich te nemen binnen een aanvaardbare termijn. Het hof stelde vast dat [kind A] sinds zijn geboorte in een onveilige opvoedsituatie verkeerde, wat leidde tot meerdere uithuisplaatsingen. De moeder had weliswaar positieve ontwikkelingen doorgemaakt, maar het hof oordeelde dat de stabiliteit van de huidige opvoedsituatie bij de pleegouders voorrang moest krijgen. Het hof wees het verzoek van de moeder om nader onderzoek af, omdat dit het belang van [kind A] zou schaden. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof benadrukte dat de moeder recht houdt op informatie over de ontwikkeling van [kind A] en contact met hem, maar dat haar gezag beëindigd werd in het belang van het kind.