ECLI:NL:GHAMS:2019:3181
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van het invoeren van cocaïne met vervangende bewijsvoering
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1968 en gedetineerd in P.I. Ter Apel, was betrokken bij het invoeren van cocaïne vanuit Suriname naar Nederland. Op 13 oktober 2018 arriveerden de verdachte en een medeverdachte op Schiphol, elk met een koffer die ongeveer 6,5 kilogram cocaïne bevatte. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de koffer, maar het hof hechtte hier geen geloof aan. Het hof concludeerde dat de verdachte, in ruil voor financiële compensatie, bewust en in nauwe samenwerking met de medeverdachte cocaïne naar Nederland had ingevoerd. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te bevestigen, en het hof volgde deze vordering, met de toevoeging van artikel 11 van de Opiumwet aan de wettelijke voorschriften. Het hof verving de bewijsvoering van de rechtbank door een nieuwe bewijsoverweging, maar bevestigde de beslissing van de rechtbank. Het arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. S. Pesch, en mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum was niet in staat het arrest mee te ondertekenen.