Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 17 juni 2018 te Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat het niet voldeed aan de eisen van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat bij een vrijspraakverweer niet alleen de bewijsmiddelen worden opgesomd, maar ook dat de rechter ingaat op het verweer van de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk het opzettelijk invoeren van cocaïne. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten door enige omstandigheid. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, maar het hof heeft de straf herzien. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, heeft het hof een gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de volksgezondheid en de maatschappelijke gevolgen van drugshandel.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, die buiten staat was om te ondertekenen.