ECLI:NL:GHAMS:2019:3144

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
23-000434-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 22 januari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1996, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar heeft geen schriftelijke grieven ingediend. Tijdens de zitting op 24 juli 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft vastgesteld dat er geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven en dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou rechtvaardigen dat de zaak verder wordt onderzocht.

Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. Dit betekent dat de verdachte niet in staat is om zijn hoger beroep voort te zetten, omdat hij niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van grieven. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is op de openbare terechtzitting uitgesproken.

Het arrest benadrukt het belang van het indienen van grieven in hoger beroep en de gevolgen van het niet voldoen aan deze procedurele vereisten. De verdachte wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, wat betekent dat het eerdere vonnis van de politierechter in stand blijft.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000434-19
datum uitspraak: 24 juli 2019
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13‑128989-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juli 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Door of namens de verdachte is geen schriftuur houdende grieven ingediend. Evenmin zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak. Om die reden wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juli 2019.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.