ECLI:NL:GHAMS:2019:3114

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
200.248.092/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koop en levering van tweedehands scheepsmotoren met betrekking tot non-conformiteit en toepasselijk recht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen. De partijen hebben vier overeenkomsten gesloten met betrekking tot de koop en levering van twee tweedehands scheepsmotoren en onderdelen. [appellant] vorderde schadevergoeding op basis van non-conformiteit van de geleverde motor en de inhoud van latere overeenkomsten. De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had en dat Duits recht van toepassing was. Het hof bevestigde deze rechtsmacht en het toepasselijke recht, en oordeelde dat de vorderingen van [appellant] onvoldoende onderbouwd waren. Het hof concludeerde dat [appellant] recht had op ontbinding van overeenkomst 4 en dat [geïntimeerde] verplicht was om de aankoopsom van € 139,15 terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.248.092/01
zaaknummer rechtbank : 6520987 \ CV EXPL 17-6443
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 augustus 2019
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats 1] ( [land] ),
appellant,
advocaat: mr. Y. Kunze te Kerkrade,
tegen
[geïntimeerde] handelend onder de naam [X],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G. Martin te Purmerend.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 26 september 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Zaanstad (hierna: de kantonrechter), van 28 juni 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft na wijziging van eis geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling aan [appellant] van de aankoopsom van de - hierna nader te noemen - tweede bestelling ten bedrage van € 139,15, schadevergoeding ten bedrage van € 4.033,95, althans een door het hof te bepalen bedrag, en vergoeding van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 656,20, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen, en de overeenkomst tussen partijen zal ontbinden die inhoudt dat [geïntimeerde] een tweede motor alsmede ontbrekende onderdelen van de reeds geleverde motor aan [appellant] zal leveren en dat [appellant] € 25,- aan [geïntimeerde] zal betalen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure, inclusief nakosten en wettelijke rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van (naar het hof begrijpt) de procedure in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.10, de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[geïntimeerde] heeft een eenmansbedrijf dat gevestigd is op zijn woonadres in Nederland.
2.2
[geïntimeerde] heeft een advertentie in de Duitse taal geplaatst op de Duitstalige website ‘ [website] ’ waarin hij een Z-motor (hierna: de Z-motor) te koop heeft aangeboden voor een bedrag van € 550,-, inclusief verzendkosten. [appellant] heeft op of rond 18 juni 2017 de Z-motor van [geïntimeerde] gekocht voor een bedrag van € 520,- (hierna: overeenkomst 1). Partijen hebben in dit verband (hoofdzakelijk) door middel van chatberichten met elkaar gecommuniceerd.
2.3
Op of omstreeks 23 juni 2017 heeft [appellant] een overgangsstuk voor de Z-motor van [geïntimeerde] gekocht voor een bedrag van € 139,15 (inclusief BTW) (hierna: overeenkomst 2).
2.4
Omdat levering van de Z-motor uitbleef, heeft [appellant] de Z-motor op
14 augustus 2017 zelf opgehaald.
2.5
Op 15 augustus 2017 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] gemeld dat een hefmotor ontbrak. [geïntimeerde] heeft daarop meegedeeld dat op 17 augustus 2017 een hefmotor naar [appellant] verstuurd zou worden. Op 17 en 19 augustus 2017 heeft [appellant] bij [geïntimeerde] geklaagd dat een specifieke deksel en schroeven ontbraken, dat de Z-motor vol water zat en dat deze van binnenuit versleten was. Vervolgens hebben partijen afgesproken dat [geïntimeerde] aan [appellant] € 225,- zou terugbetalen in verband met de lange levertijd en de defecte onderdelen (hierna: overeenkomst 3).
2.6
Op 20 augustus 2017 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] een andere motor aangeboden. [appellant] is op dit aanbod ingegaan. Partijen hebben afgesproken dat de eerder overeengekomen terugbetaling door [geïntimeerde] van € 225,- achterwege zou blijven, en dat [appellant] € 25,- zou bijbetalen voor de tweede motor (hierna: overeenkomst 4).
2.7
Bij brief van 6 september 2017 heeft mr. Kunze namens [appellant] [geïntimeerde] gesommeerd om de andere motor en onderdelen voor de Z-motor binnen tien dagen te leveren, althans mee te delen wanneer [appellant] de onderdelen kan ophalen. [geïntimeerde] heeft de andere motor en onderdelen voor de Z-motor niet meer geleverd.
2.8
Bij brief van 25 september 2017 heeft mr. Kunze de koopovereenkomst met betrekking tot het overgangsstuk voor de Z-motor ontbonden (overeenkomst 2).

3.Beoordeling

3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling aan [appellant] van de aankoopsom van de tweede bestelling ten bedrage van € 139,15, schadevergoeding ten bedrage van € 4.688,24, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, en vergoeding van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 735,36, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure, inclusief nakosten en wettelijke rente. [geïntimeerde] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft daartoe allereerst overwogen dat niet in geschil is dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, die een internationaal karakter heeft. De kantonrechter heeft voorts overwogen dat Duits recht van toepassing is. [appellant] heeft zijn vordering gebaseerd op non-conformiteit van de
Z-motor en de daardoor geleden schade. Partijen hebben echter hieromtrent aanvankelijk een regeling getroffen die eruit bestond dat [geïntimeerde] aan [appellant] een bedrag van € 225,- zou terugbetalen. Daarna hebben partijen in plaats daarvan de levering van een andere motor tegen een kleine bijbetaling door [appellant] afgesproken. Weliswaar staat vast dat die tweede motor niet is geleverd en dat [appellant] de genoemde € 225,- evenmin heeft ontvangen, maar [appellant] heeft bezien in het licht van de nader gemaakte afspraken onvoldoende onderbouwd waarom de door hem gevorderde bedragen als zijn schade zijn te beschouwen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op.
3.3
Grief 1 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat partijen een regeling hebben getroffen in verband met de non-conformiteit van de Z-motor en de daardoor geleden schade. Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd waarom de door hem gevorderde bedragen als zijn schade zijn te beschouwen. [appellant] klaagt er ook over dat de kantonrechter niet heeft beslist over zijn vordering tot terugbetaling van de aankoopsom ten bedrage van € 139,15 wegens de ontbinding van overeenkomst 2. [appellant] heeft in hoger beroep de bedragen gewijzigd die hij vordert aan schadevergoeding en vergoeding van buitengerechtelijke kosten, terwijl hij thans ook ontbinding vordert van overeenkomst 4. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Toepasselijk recht
3.4
Allereerst dient te worden beoordeeld welk recht in deze zaak van toepassing is aangezien [geïntimeerde] heeft betwist dat het Duitse recht van toepassing is, zoals de kantonrechter heeft geoordeeld. [geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen de eerste overeenkomst tussen partijen (overeenkomst 1) is gesloten naar aanleiding van de advertentie op de op Duitsland gerichte website ‘ [website] ’. Alle overige overeenkomsten tussen partijen vinden weliswaar hun grondslag in de eerste overeenkomst, maar deze overeenkomsten zijn niet gesloten naar aanleiding van middelen en activiteiten gericht op de Duitse markt, terwijl [geïntimeerde] zijn commerciële activiteiten in Nederland ontplooit, aldus [geïntimeerde] .
3.5
Het hof overweegt allereerst dat tussen partijen niet in geschil is dat in casu sprake is van een consumentenovereenkomst. Ingevolge artikel 6 lid 1 van de Verordening nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo), is op de overeenkomst(en) tussen partijen van toepassing het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft indien de verkoper zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in het land waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op dat land of op verscheidene landen, met inbegrip van dat land, en de overeenkomst onder die activiteiten valt. Nu [appellant] woonplaats heeft in Duitsland, terwijl [geïntimeerde] zijn commerciële activiteiten gezien zijn advertentie op de website ‘ [website] ’ (mede) richt op Duitsland en de overeenkomsten tussen partijen onder bedoelde activiteiten vallen, is in deze zaak Duits recht van toepassing op alle tussen partijen gesloten overeenkomsten. Ook het hof zal zich dus daarnaar richten.
Inhoud van overeenkomst 4
3.6
Vervolgens dient te worden beoordeeld wat de inhoud is van overeenkomst 4 en of en zo ja, in hoeverre het aangaan van deze overeenkomst tot wijziging van de eerder tussen partijen gesloten overeenkomsten heeft geleid. Naar het hof begrijpt, heeft [appellant] zich op het standpunt gesteld dat overeenkomst 4 mede inhoudt dat hij de reeds geleverde Z-motor zou behouden, dat hij alsnog ontbrekende onderdelen ten behoeve van de Z-motor zou ontvangen en dat overeenkomst 2 in stand zou blijven. Volgens [geïntimeerde] daarentegen moet het [appellant] duidelijk zijn geweest dat hij in het kader van overeenkomst 4 de Z-motor diende terug te geven aan [geïntimeerde] , en is met het aangaan van overeenkomst 4 overeenkomst 2 komen te vervallen, aangezien deze laatste overeenkomst de levering betrof van het overgangsstuk dat behoorde bij de Z-motor. [geïntimeerde] acht het niet aannemelijk dat [appellant] met bijbetaling van slechts
€ 25,- twee motoren zou kopen met een gezamenlijke waarde van veel meer dan
€ 545,-. [geïntimeerde] heeft de levering van de andere motor opgeschort omdat [appellant] de Z-motor niet wilde teruggeven en de overeengekomen bijbetaling van € 25,- niet verrichtte, en beroept zich op schuldeisersverzuim aan de zijde van [appellant] .
3.7
Het hof begrijpt dat (ook) overeenkomst 4 door partijen is gesloten door middel van het uitwisselen van chatberichten in de periode vanaf 20 augustus 2017 tot en met 26 augustus 2017. Het hof zal de inhoud van die overeenkomst en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen over en weer daarom aan de hand van die chatberichten moeten bepalen. Het toepasselijke Duitse recht brengt niet iets anders mee.
3.8
Het hof acht met name de volgende chatberichten van belang. [appellant] , die in de chatberichten kennelijk wordt aangeduid met nummer ‘ [nummer] ’, stelt op 26 augustus 2017 om 15:39 uur aan [geïntimeerde] , in de chatberichten aangeduid met ‘ [Y] ’ voor:
“(…) da ich ein Grossteil der Teile schon lackiert habe würde ich den Antrieb gerne behalten dafür würde ich auf die 225 Euro verzichten. Allerdings würde ich dann gerne noch die fehlende Teile haben wollen.”En om 15:41 uur schrijft [appellant] :
“Ok dan bekommst du noch 25 Euro von mir. Allerdings bringst du dann alle fehlende Teile mit ok?”En om 15:46 uur:
“Ik schreib dir gleich ne Liste mit den Teilen.”[geïntimeerde] reageert direct:
“mach das, bitte kann ich morgen schauen und fertig stellen”.Op 28 augustus 2017 om 17:13 dringt [appellant] er bij [geïntimeerde] herhaaldelijk op aan dat hij de onderdelen komt brengen, vooral het overgangsstuk. Om 17:13 uur schrijft [appellant] :
“Und woher soll ich wissen das du denn morgen auch kommst? Ich habe leider alles Vertrauen verloren. Beweise mir bitte das du die Teile hast.”En om 17:15 uur:
“Besonders das Übergangs Stück.”[geïntimeerde] zegt toe de dag erna te zullen komen en [appellant] reageert om 17:29:
“In ordnung, ich brauche die Teile dringend.”Om 17:30 uur voegt [appellant] toe:
“Aber das verbindungsstück ist dabei?”. [geïntimeerde] reageert om 17:33 uur met:
“jawohl”.
3.9
Gezien de inhoud van deze chatberichten is buiten twijfel verheven, ook voor partijen, dat voor [appellant] in het kader van deze overeenkomst uitgangspunt was dat hij de Z-motor zou behouden en de daarvoor benodigde onderdelen nageleverd zou krijgen, inclusief het overgangsstuk, en dat [geïntimeerde] daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd. Partijen moeten dit in dezelfde zin hebben opgevat en begrepen, waarbij het hof van belang acht dat niet is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde] [appellant] op enig moment heeft aangemaand om de Z-motor terug te geven.
Ontbinding van overeenkomst 4
3.1
In § 323 van het Duitse Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) staat voor zover thans van belang het volgende vermeld:
”(1) Erbringt bei einem gegenseitigen Vertrag der Schuldner eine fällige Leistung nicht oder nicht vertragsgemäß, so kann der Gläubiger, wenn er dem Schuldner erfolglos eine angemessene Frist zur Leistung oder Nacherfüllung bestimmt hat, vom Vertrag zurücktreten. (…)
(6) Der Rücktritt ist ausgeschlossen, wenn der Gläubiger für den Umstand, der ihn zum Rücktritt berechtigen würde, allein oder weit überwiegend verantwortlich ist oder wenn der vom Schuldner nicht zu vertretende Umstand zu einer Zeit eintritt, zu welcher der Gläubiger im Verzug der Annahme ist.”
3.11
Het hof legt deze bepalingen zo uit dat voor een rechtsgeldige ontbinding naar Duits recht in beginsel termijnstelling is vereist inhoudende dat de wederpartij alsnog een termijn voor nakoming moet worden gegeven. Vast staat dat [geïntimeerde] zijn leveringsverplichtingen ondanks sommatie niet binnen de hem gestelde termijn is nagekomen, terwijl [geïntimeerde] geen grond had voor opschorting van de voor hem uit deze overeenkomst voortvloeiende verbintenissen. Zoals in r.o. 3.9 reeds is overwogen, is niet gesteld of gebleken dat [geïntimeerde] [appellant] op enig moment heeft aangemaand om de Z-motor terug te geven en uit niets blijkt dat [geïntimeerde] [appellant] heeft aangemaand om het bedrag van € 25,- te voldoen. Het hof concludeert dat [appellant] derhalve aanspraak heeft op ontbinding van overeenkomst 4 nu niet is gesteld of gebleken dat de uitzonderingsbepaling als bedoeld onder (6) van § 323 BGB zich voordoet. Zijn vordering zal in zoverre worden toegewezen.
Overeenkomst 2
3.12
Wat hiervoor in r.o. 3.8 en 3.9 is overwogen over de inhoud van overeenkomst 4 brengt mee dat overeenkomst 2 niet op enigerlei wijze is gewijzigd door het sluiten van die latere overeenkomst. Vast staat dat [geïntimeerde] ook zijn verplichting uit overeenkomst 2 tot levering van een overgangsstuk ondanks sommatie niet binnen de hem gestelde termijn is nagekomen, terwijl hij evenmin grond had voor opschorting van de uitvoering van deze verplichting. [appellant] heeft overeenkomst 2 derhalve bij brief van 25 september 2017 kunnen ontbinden. In § 346 lid 1 BGB staat het volgende vermeld:
“Hat sich eine Vertragspartei vertraglich den Rücktritt vorbehalten oder steht ihr ein gesetzliches Rücktrittsrecht zu, so sind im Falle des Rücktritts die empfangenen Leistungen zurückzugewähren und die gezogenen Nutzungen herauszugeben.”Op grond hiervan is [geïntimeerde] gehouden tot terugbetaling aan [appellant] van de aankoopsom ten bedrage van
€ 139,15, te vermeerderen met de wettelijke rente, waartegen [geïntimeerde] geen zelfstandig verweer heeft gevoerd. De daarop gerichte impliciete grief slaagt derhalve. Gelet op wat hierna in r.o. 3.19 zal worden overwogen over de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, is verrekening van dit bedrag met het bedrag van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, zoals [geïntimeerde] heeft bepleit, niet aan de orde.
Schadevergoeding
3.13
[appellant] heeft in hoger beroep gesteld dat hij schade heeft geleden bestaande uit een bedrag van € 1.298,03 wegens de kosten van de benodigde onderdelen om de Z-motor te repareren, een bedrag van € 2.200,- aan huur van een trailer en loods en een bedrag van € 160,- aan kosten voor het afhalen van de Z-motor.
3.14
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat de Z-motor niet aan de overeenkomst beantwoordt. De Z-motor is volgens [geïntimeerde] in werkende staat van een donorboot afgehaald. [geïntimeerde] heeft daarbij aangevoerd dat het bouwjaar van de Z-motor 1981 is, dat hij geen enkele garantie heeft gegeven aan [appellant] en dat het gelet op de leeftijd en de aankoopsom van de Z-motor mogelijk was dat de motor niet geheel probleemloos zou functioneren en slijtage zou kunnen vertonen. [appellant] heeft de
Z-motor niet aan een technische inspectie onderworpen maar aanvaard in de staat waarin deze verkeerde. Indien en voor zover het al noodzakelijk is geweest om onderdelen bij derden te kopen, komen de kosten daarvan daarom geheel voor rekening van [appellant] . [geïntimeerde] betwist tevens de hoogte van de gevorderde schade. [geïntimeerde] wijst erop dat [appellant] hem niet de gelegenheid heeft geboden om de vermeende gebreken zelf te verhelpen en dat hij niet heeft ingestemd met het uitvoeren van reparaties op zijn kosten. Ten slotte heeft [appellant] volgens [geïntimeerde] niet aan zijn plicht tot schadebeperking voldaan.
3.15
Dat partijen naderhand de overeenkomsten 3 en 4 zijn aangegaan, sluit aansprakelijkheid van [geïntimeerde] voor schade, die [appellant] stelt te hebben geleden doordat de Z-motor niet beantwoordt aan de overeenkomst, in beginsel - ook naar Duits recht, ingevolge het bepaalde in § 437 lid 3 BGB - niet uit. Grief 1 slaagt in zoverre.
3.16
In § 434 BGB staat voor zover thans van belang het volgende:
“(1) Die Sache ist frei von Sachmängeln, wenn sie bei Gefahrübergang die vereinbarte Beschaffenheit hat. Soweit die Beschaffenheit nicht vereinbart ist, ist die Sache frei von Sachmängeln,
1. wenn sie sich für die nach dem Vertrag vorausgesetzte Verwendung eignet, sonst
2. wenn sie sich für die gewöhnliche Verwendung eignet und eine Beschaffenheit aufweist, die bei Sachen der gleichen Art üblich ist und die der Käufer nach der Art der Sache erwarten kann.
Zu der Beschaffenheit nach Satz 2 Nr. 2 gehören auch Eigenschaften, die der Käufer nach den öffentlichen Äußerungen des Verkäufers, des Herstellers (§ 4 Abs. 1 und 2 des Produkthaftungsgesetzes) oder seines Gehilfen insbesondere in der Werbung oder bei der Kennzeichnung über bestimmte Eigenschaften der Sache erwarten kann, es sei denn, dass der Verkäufer die Äußerung nicht kannte und auch nicht kennen musste, dass sie im Zeitpunkt des Vertragsschlusses in gleichwertiger Weise berichtigt war oder dass sie die Kaufentscheidung nicht beeinflussen konnte.”
Het hof overweegt dat [appellant] onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd om te kunnen concluderen dat de Z-motor gelet op het bepaalde in § 434 BGB niet aan de overeenkomst beantwoordt. Van een tweedehands Z-motor van 36 jaar oud, die zonder enige garantie te koop wordt aangeboden, kan naar het oordeel van het hof in redelijkheid niet worden verwacht dat deze probleemloos zal functioneren. Voor de gevorderde schadevergoeding ontbreekt derhalve een rechtsgrond. [appellant] heeft naar het oordeel van het hof bovendien onvoldoende gesteld en onderbouwd dat de kosten van een trailer en loods zijn veroorzaakt, althans zijn toegenomen, doordat de Z-motor volgens hem niet aan de overeenkomst beantwoordt. Het hof stelt vast dat causaal verband tussen de kosten voor het afhalen van de Z-motor en de gestelde non-conformiteit van de Z-motor eveneens ontbreekt. Ook om die reden bestaat geen aanspraak op de gevorderde schadevergoeding. Grief 2 faalt derhalve.
Buitengerechtelijke kosten
3.17
[appellant] heeft zich in het geheel niet uitgelaten over de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten naar Duits recht. Het hof ziet echter geen grond voor toewijzing van dergelijke kosten aangezien slechts een zeer gering deel van de vorderingen van [appellant] zal worden toegewezen.
3.18
[appellant] en [geïntimeerde] hebben geen voldoende concrete feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven. Aan hun bewijsaanbod komt daarom geen betekenis toe voor de beslissing van de zaak, zodat dit aanbod als niet ter zake dienend wordt gepasseerd.
Slotsom en proceskosten
3.19
De grieven slagen gedeeltelijk. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en er zal worden beslist als volgt. Overeenkomst 4 zal worden ontbonden en [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een bedrag groot € 139,15, te vermeerderen met de wettelijke rente. Aangezien partijen over en weer op onderdelen in het gelijk worden gesteld, ziet het hof aanleiding om de kosten van de procedure te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
ontbindt de overeenkomst die inhoudt dat [geïntimeerde] een tweede motor alsmede ontbrekende onderdelen van de reeds geleverde motor aan [appellant] zal leveren en dat [appellant] € 25,- aan [geïntimeerde] zal betalen;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag groot € 139,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2017 tot de dag der algehele voldoening;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt van de procedure in beide instanties;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, F.J. Verbeek en
A. van Zanten-Baris en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op
27 augustus 2019.