Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Under Armour Europe B.V. tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank oordeelde dat Under Armour niet heeft voldaan aan haar herplaatsingsverplichting bij het ontslag van [geïntimeerde]. De rechtbank had vastgesteld dat [geïntimeerde] was ontslagen wegens het verval van zijn functie in het kader van een reorganisatie, en dat Under Armour niet had onderzocht of [geïntimeerde] binnen een redelijke termijn kon worden herplaatst in een andere passende functie. Het hof bevestigt dat Under Armour in strijd heeft gehandeld met artikel 7:669 BW door geen arbeidsplaatsen in andere tot de UA-groep behorende ondernemingen te betrekken in haar herplaatsingsonderzoek. Het hof oordeelt dat het ontslag van [geïntimeerde] onterecht was en kent hem een billijke vergoeding toe van € 30.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast wordt de aanspraak van [geïntimeerde] op een bonus over 2018 afgewezen, omdat hij niet meer in dienst was op het moment van uitbetaling. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van een te veel ontvangen bedrag aan billijke vergoeding en buitengerechtelijke kosten.