ECLI:NL:GHAMS:2019:3051
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na vordering van de advocaat-generaal
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan naar aanleiding van een vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde was op 14 november 2017 door het hof veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder meldplicht en behandeling. De advocaat-generaal vorderde op 5 juni 2018 de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden zou hebben gehouden. Tijdens de zittingen op 27 november 2018 en 5 augustus 2019 werd de zaak behandeld, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, aanwezig waren. De advocaat-generaal stelde dat de veroordeelde blijk gaf van motivatie om de voorwaarden na te leven, maar de reclassering had geadviseerd tot tenuitvoerlegging over te gaan. Het hof oordeelde dat de veroordeelde onvoldoende had meegewerkt aan de voorwaarden en gelastte de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. De beslissing werd genomen door een collegiaal hof en is op de openbare zitting uitgesproken.