ECLI:NL:GHAMS:2019:3051

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
23-000925-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na vordering van de advocaat-generaal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan naar aanleiding van een vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde was op 14 november 2017 door het hof veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder meldplicht en behandeling. De advocaat-generaal vorderde op 5 juni 2018 de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden zou hebben gehouden. Tijdens de zittingen op 27 november 2018 en 5 augustus 2019 werd de zaak behandeld, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, aanwezig waren. De advocaat-generaal stelde dat de veroordeelde blijk gaf van motivatie om de voorwaarden na te leven, maar de reclassering had geadviseerd tot tenuitvoerlegging over te gaan. Het hof oordeelde dat de veroordeelde onvoldoende had meegewerkt aan de voorwaarden en gelastte de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. De beslissing werd genomen door een collegiaal hof en is op de openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

Beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: 000615-18
Parketnummer: 23-000925-17
BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Naar aanleiding van de op 8 juni 2018 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen vordering van de advocaat-generaal bij dit hof d.d. 5 juni 2018 betreffende het op 29 november 2017 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van 14 november 2017 in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres]
thans gedetineerd.

Inhoud van de vordering

De advocaat-generaal heeft de tenuitvoerlegging van de bij voornoemd arrest opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden gevorderd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gevorderd.

Procesgang

De veroordeelde is bij onherroepelijk arrest van dit gerechtshof van 14 november 2017 onder parketnummer 23-000925-17 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat hij – kort gezegd – gedurende de proeftijd verplicht is zich te melden bij Reclassering Nederland, zich ambulant zal laten behandelen door Inforsa of een soortgelijke instelling, meewerkt aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding en Intensieve Preventieve Aanpak van Streetcornerwork en meewerkt aan de plaatsing binnen een begeleide woonvorm.
Namens het openbaar ministerie heeft de advocaat-generaal bij ‘vordering na voorwaardelijke veroordeling’ van 5 juni 2018 gevorderd de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te gelasten, aangezien de veroordeelde zich niet aan de gestelde bijzondere voorwaarde(n) zou hebben gehouden.
Het hof heeft deze vordering behandeld op de openbare terechtzittingen van 27 november 2018 en van 5 augustus 2019. Op de terechtzitting van 5 augustus 2019 zijn gehoord de veroordeelde, diens raadsman mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, de advocaat-generaal en reclasseringswerker [naam], werkzaam bij Inforsa te Amsterdam.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van drie maanden zal afwijzen, omdat het niet naleven van de bijzondere voorwaarde(n) niet slechts aan de veroordeelde kan worden toegerekend. De veroordeelde heeft blijk gegeven van zijn motivatie om de voorwaarden na te leven.
De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu de veroordeelde reeds gedetineerd zit voor de duur van 172 dagen, er sprake is van onmacht – en niet van onwil – en de bijzondere voorwaarden en intensiever contact met de veroordeelde zijn positieve ontwikkeling kunnen bevorderen.

Beoordeling

Aan de vordering na voorwaardelijke veroordeling van 5 juni 2018 ligt ten grondslag het advies van GGZ Emergis Middelburg (hierna: de reclassering) van 30 mei 2018. De reclassering was als toezichthouder aangesteld in juli 2017, omdat de veroordeelde in Vlissingen is gaan wonen. Uit het door de reclassering opgestelde advies volgt dat de veroordeelde zich niet hield aan de afspraken in het kader van de meldplicht, zich niet hield aan de bijzondere voorwaarde bestaande uit opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich niet hield aan de behandelverplichting.
De reclassering was van mening dat de veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden en heeft geadviseerd om over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf. Het toezicht is op 3 juli 2018 van de reclassering in Middelburg overgegaan naar Inforsa in Amsterdam.
Ter terechtzitting van 13 november 2018 heeft de veroordeelde verklaard dat hij wel eens afspraken heeft afgebeld voor een opgelegde taakstraf. De officiële waarschuwing naar aanleiding van het hierboven genoemde verzuim zich te melden zou de veroordeelde nooit hebben ontvangen, omdat hij lange tijd geen postadres had. De veroordeelde merkt verder op dat het contact tussen de reclasseringsmedewerker en hem stroef verliep, omdat hij het gevoel had dat hij niets had aan de reclassering. Hij realiseerde zich niet dat het niet naleven van de voorwaarden zou kunnen leiden tot detentie.
De vordering is tijdig door de advocaat-generaal ingesteld.
Op grond van het door de reclassering opgestelde advies van 30 mei 2018 en de verklaringen van de verdachte op de terechtzitting van 13 november 2018 heeft het hof weinig vertrouwen in een goede afloop van het opgelegde toezicht, waaraan niet afdoet dat volgens de heer [naam], zoals door hem verklaard op de zitting van 5 augustus 2019, ook de overheidsinstanties het nogal eens willen laten afweten. Het hof zal daarom gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

Beslissing

Het hof:
Wijst toe de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van 14 november 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Deze beslissing is genomen door mr. F.M.D. Aardema, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 augustus 2019.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.