ECLI:NL:GHAMS:2019:3048

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
23-002181-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot oplichting met gebruik van listige kunstgrepen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van (poging tot) oplichting, gepleegd op 23 mei 2018 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het gebruik van valse namen en listige kunstgrepen om twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], te bewegen tot de afgifte van geldbedragen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben zich gedurende een periode van twee uur in elkaars gezelschap bevonden en hebben bij verschillende gelegenheden geprobeerd om geld te verkrijgen door middel van een wisseltruc. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, en het hof heeft deze straf bevestigd, waarbij het de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging heeft genomen. De verdachte heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het vertrouwen van de slachtoffers en heeft hen financieel benadeeld. Het hof heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij [bedrijf 1] voor de geleden schade van € 100,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002181-18
Datum uitspraak: 19 augustus 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701833-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 23 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1]/[bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte, en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voornoemde [slachtoffer 1]
- twee briefjes van honderd euro overhandigd met het verzoek om te wisselen en/of (vervolgens)
- hiervoor in ruil een of meerdere briefjes van twintig euro aan wisselgeld ontvangen en/of (vervolgens)
- een of meerdere van deze briefjes van twintig aan het zicht onttrokken en/of
- daarna voornoemde [slachtoffer 1] bewogen tot afgifte van bovengenoemde tweehonderd euro door te doen lijken alsof hij, verdachte het gehele bedrag aan wisselgeld (zijnde meerdere briefjes van twintig euro) terug gaf aan deze [slachtoffer 1];
subsidiair[medeverdachte] op of omstreeks 23 mei 2018 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meerdere geldbedrag(en), door
- twee briefjes van honderd euro te overhandigen met het verzoek om te wisselen en/of (vervolgens)
- hiervoor in ruil een of meerdere briefjes van twintig euro aan wisselgeld te ontvangen en/of (vervolgens)
- een of meerdere van deze briefjes van twintig aan het zicht te onttrekken en/of
- daarna voornoemde [slachtoffer 1] te bewegen tot afgifte van bovengenoemde tweehonderd euro door te doen lijken alsof hij, verdachte het gehele bedrag aan wisselgeld (zijnde meerdere briefjes van twintig euro) terug gaf aan deze [slachtoffer 1] bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 mei 2018 te Amsterdam althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan.
2. primairhij op of omstreeks 23 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2]/ [bedrijf 2] te bewegen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid door voornoemde [slachtoffer 2]
- twee briefjes van honderd euro te overhandigen en/of (vervolgens)
- hiervoor in ruil een of meerdere briefjes van vijftig euro en twintig euro aan wisselgeld te ontvangen en/of (vervolgens)
- een of meerdere briefjes van twintig aan het zicht te onttrekken en/of
- daarna voornoemde [slachtoffer 2] te bewegen tot afgifte van bovengenoemde tweehonderd euro door te doen lijken alsof hij, verdachte het gehele bedrag aan wisselgeld (zijnde meerdere briefjes van vijftig en twintig euro) terug gaf aan deze Nitszche;
subsidiair[medeverdachte] op of omstreeks 23 mei 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2]/ [bedrijf 2] te bewegen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid door voornoemde [slachtoffer 2]
- twee briefjes van honderd euro te overhandigen met het verzoek om te wisselen en/of (vervolgens)
- hiervoor in ruil een of meerdere briefjes van vijftig euro en twintig euro aan wisselgeld te ontvangen en/of (vervolgens)
- een of meerdere briefjes van twintig aan het zicht te onttrekken en/of
- daarna voornoemde [slachtoffer 2] te bewegen tot afgifte van bovengenoemde tweehonderd euro door te doen lijken alsof hij, verdachte het gehele bedrag aan wisselgeld (zijnde meerdere briefjes van vijftig en twintig euro) terug gaf aan deze Nitszche bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 mei 2018 te Amsterdam althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet verenigt met het vonnis.

Bewijsoverwegingen feit 1 primair en feit 2 subsidiair

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het het medeplegen van (poging tot) oplichting. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat nergens uit blijkt dat de verdachte enige bemoeienis had met de gelden van de medeverdachte [medeverdachte]. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte alleen heeft gehandeld. Dat de verdachte met hem samen was, achter hem aan liep en op hem wachtte maakt niet dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte is ook niet binnen geweest bij de [bedrijf 1], noch bij [bedrijf 2].
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2018 (dossierpagina’s 15 en verder) en de processen-verbaal van aanhouding (dossierpagina’s 36 e.v. en 38 e.v) blijkt het volgende:
- De politie heeft gezien dat de verdachte en de medeverdachte zich in de avond van 23 mei 2018 in Amsterdam vanaf ongeveer 20:15 tot het tijdstip van aanhouding om 22:15 uur in elkaars gezelschap bevonden.
- Zij zijn bij 18 panden (naar binnen) geweest. Daarbij zijn onder meer bezocht: [bedrijf 1], waar [slachtoffer 1] werkte en [bedrijf 2], waar [slachtoffer 2] werkte.
- De verdachte en de medeverdachte vertoonden continu hetzelfde gedrag en verrichtten telkens dezelfde handelingen. De medeverdachte liep naar binnen, pakte zijn portemonnee en probeerde biljetten van 100 euro te wisselen. De verdachte bleef telkens voor de ingang van de winkel of café staan en keek nauwlettend naar voorbijgangers en naar wat er binnen in de winkel of het café gebeurde.
- De modus operandi was telkens dezelfde.
Uit het voorgaande leidt het hof, anders dan de raadsvrouw, af dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte bij de onder 1, primair ten laste gelegde oplichting en 2, primair, ten laste gelegde poging tot oplichting. Het feit dat de verdachten tot hun aanhouding twee uur samen op pad waren, het grote aantal bezochte gelegenheden en het feit dat bij de verdachte het meeste wisselgeld is aangetroffen duiden op een vooropgezet plan van de verdachte en zijn medeverdachte.
Het hof acht deze feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primairhij op 23 mei 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk [slachtoffer 1]
- twee briefjes van honderd euro overhandigd met het verzoek om te wisselen en vervolgens
- hiervoor in ruil briefjes van twintig euro aan wisselgeld ontvangen en vervolgens
- een of meerdere van deze briefjes van twintig aan het zicht onttrokken en
- daarna voornoemde [slachtoffer 1] bewogen tot afgifte van bovengenoemde tweehonderd euro door het te doen lijken alsof hij, verdachte, het gehele bedrag aan wisselgeld, zijnde meerdere briefjes van twintig euro, terug gaf aan deze [slachtoffer 1].
2. primairhij op 23 mei 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, [bedrijf 2] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk en bedrieglijk door [slachtoffer 2]
- twee briefjes van honderd euro te overhandigen en vervolgens
- hiervoor in ruil een of meerdere briefjes van vijftig euro en twintig euro aan wisselgeld te ontvangen en vervolgens
- een of meerdere briefjes van twintig aan het zicht te onttrekken en
- daarna voornoemde [slachtoffer 2] te bewegen tot afgifte van bovengenoemde tweehonderd euro door het te doen lijken alsof hij, verdachte, het gehele bedrag aan wisselgeld, zijnde meerdere briefjes van vijftig en twintig euro, terug gaf aan deze [slachtoffer 2].
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en onder 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de straf die is opgelegd door de politierechter in eerste aanleg.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte lijdt aan hartproblemen, meerdere malen is geopereerd en medicatie slikt. Hij heeft een baan, maar werkt thans niet en ontvangt een ziektewet uitkering. De raadsvrouw verzoekt om bij een bewezenverklaring een taakstraf op te leggen, die kan worden tenuitvoergelegd in Roemenië.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met de mededader op geraffineerde en slinkse wijze de kassamedewerker van [bedrijf 1] biljetten van 20 euro afhandig gemaakt. Hierdoor heeft hij niet alleen het vertrouwen van die betreffende medewerker beschaamd maar ook het bedrijf waarvoor hij werkt financieel gedupeerd en overlast bezorgd.
Ook heeft de verdachte samen met zijn mededader geprobeerd een medewerkster van [bedrijf 2] op listige wijze geld afhandig te maken door een “geldwisseltruc” uit te voeren. Hierdoor heeft hij er blijk van gegeven er geen moeite mee te hebben het vertrouwen van de medewerkster te beschamen en het niet zo nauw te nemen met geld dat anderen toebehoort.
Gelet op het voorgaande en de ernst van het feit is geen andere reactie passend te achten dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat, met name gelet op de ernst van de feiten, in hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd geen grond kan worden gevonden om een lagere straf op te leggen dan de hieronder bedoelde.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag ter hoogte van € 100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 100,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
In het dossier ontbreekt de in eerste aanleg blijkbaar ingediende opgave van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust als bedoeld in artikel 51g lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof kan daardoor niet de inhoud van de vordering toetsen op grond waarvan de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
Anderzijds is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat het hof de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten geld:
Euro: 1x100, 1x50, 33x20, 35x10, 4x5, 4,15
Canadese dollars: 12x20, 4x10 en 1x5
Kronen 1x1000
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1]
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf 1], ter zake van de door haar gevorderde schade niet-ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 1], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ingetreden, te weten 23 mei 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.P.M. van Rijn en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van
S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 augustus 2019.
Mr. A.P.M. van Rijn en S. den Hartog zijn buiten staan dit arrest mede te ondertekenen.
[…]