ECLI:NL:GHAMS:2019:3043

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
23-003711-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf na mishandeling van levensgezel met een vork

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel, maar het hof sprak hem vrij van deze beschuldiging. De zaak betrof een incident op 9 augustus 2017, waarbij de verdachte tijdens een ruzie zijn partner met een vork in de rechterarm stak. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte de poging tot zware mishandeling had gepleegd. Wel werd bewezen dat de verdachte zijn partner had mishandeld, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer.

De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. In hoger beroep eiste de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk. De raadsman pleitte voor een lagere straf, gezien de positieve wending in het leven van de verdachte en het feit dat hij niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld.

Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had spijt betuigd en zijn leven had een positieve wending genomen. Uiteindelijk besloot het hof de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat deze had aangegeven geen schadevergoeding meer te willen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003711-18
datum uitspraak: 15 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-684366-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geduwd (waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- ( met kracht) in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( met kracht) met een mes en/of een vork, in elk geval met een puntig en/of scherp voorwerp, voornoemde [slachtoffer] in zijn arm, in elk geval in zijn lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt;
subsidiairhij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn partner, [slachtoffer], opzettelijk heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit
- het eenmaal of meermalen (met kracht) duwen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] (waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- het (met kracht) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het (met kracht) met een mes en/of een vork, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp steken en/of snijden en/of prikken in de arm, in elk geval in het lichaam van voornoemde [slachtoffer],
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het pleidooi van de raadsman, hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiairhij op 9 augustus 2017 te Amsterdam zijn partner, [slachtoffer], opzettelijk heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het met een vork steken in de arm van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft het hof verzocht aan te sluiten bij de vordering van de advocaat-generaal. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte weer bij zijn oma op Aruba woont en binnenkort begint aan de studie Organization, Governance en Management aan de Universiteit van Aruba. Een voorwaardelijk strafdeel is niet passend, aangezien de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld, er geen sprake is van recidivegevaar en de verdachte inzicht heeft gegeven in zijn handelen, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft [slachtoffer], destijds zijn partner, mishandeld door hem tijdens een ruzie met een vork in de rechterarm te steken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat [slachtoffer] begon te schreeuwen, omdat hij dacht dat de verdachte vreemdging. De verdachte heeft geprobeerd een gesprek te voeren en – toen dit niet lukte – een vork gepakt en [slachtoffer] daarmee gestoken, naar eigen zeggen om “controle” te krijgen over de situatie.
Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat sprake is van een ernstig feit. Het incident heeft aanvankelijk grote impact gehad op het slachtoffer. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft evenwel eveneens acht geslagen op een e-mailbericht van [slachtoffer] van 24 juli 2019, waaruit volgt dat [slachtoffer] met de verdachte over het incident heeft gesproken, dat de verdachte meerdere keren spijt jegens hem heeft betuigd en dat hij het gebeuren op een goede manier heeft kunnen afsluiten. Voorts blijkt uit de door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken en de verklaring van de verdachte in dat verband, dat het leven van de verdachte inmiddels een positieve wending heeft genomen: de verdachte is zanger in een band op Aruba, is recentelijk toegelaten tot de Universiteit van Aruba voor het volgen van de hiervoor reeds genoemde studie en is bereid psychologische hulp te zoeken. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte oprecht spijt betuigd van zijn handelen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 juli 2019, is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich ter zake van het ten laste gelegde in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt 1.058,84 euro bestaande uit 58,84 euro aan materiële schade en 1000,00 euro aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis toegewezen tot een bedrag van 758,84 euro bestaande uit 58,84 euro aan materiële schade en 700,00 euro aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat het hof de vordering van de benadeelde partij dient af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
De benadeelde partij heeft bij e-mailbericht d.d. 1 augustus 2019 bericht dat hij de schadevergoeding “wil laten zitten”.
Het hof leidt uit dit e-mailbericht af dat de benadeelde partij niet langer prijs stelt op schadevergoeding, zodat de vordering zal worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 augustus 2019.
[…]