ECLI:NL:GHAMS:2019:3040
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- A.E. Kleene-Krom
- M.M. van der Nat
- M. Senden
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing bijzondere voorwaarde en verlenging proeftijd in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep op een verzoekschrift ex artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht. De verzoeker, geboren in 1959, had een verzoek ingediend om de bijzondere voorwaarde op te heffen die hem was opgelegd bij een eerder arrest van 6 september 2016. Deze voorwaarde hield in dat hij vóór het einde van zijn proeftijd een bedrag van 182.500 euro aan een stichting moest vergoeden. De verzoeker verzocht primair om opheffing van deze voorwaarde en subsidiair om verlenging van de proeftijd met 1 of 2 jaren.
Tijdens de behandeling van het verzoek heeft het hof kennisgenomen van de omstandigheden van de verzoeker, waaronder het faillissement van zijn bedrijf en zijn huidige financiële situatie. De advocaat-generaal adviseerde om het primaire verzoek af te wijzen en het subsidiaire verzoek tot verlenging van de proeftijd met 1 jaar toe te wijzen. De reclassering adviseerde echter om de proeftijd met 2 jaren te verlengen, gezien de omstandigheden van de verzoeker.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verzoeken. De wens om van de betalingsverplichting te worden ontslagen, omdat hij daar momenteel niet aan kan voldoen, werd niet als voldoende grond gezien voor toewijzing van het primaire verzoek. Ook het subsidiaire verzoek tot verlenging van de proeftijd werd afgewezen, omdat de verzoeker niet voldoende inzichtelijk had gemaakt dat hij in de toekomst aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Het hof concludeerde dat de verzoeker tot op heden slechts 1.500 euro had afbetaald van het verschuldigde bedrag, wat zijn verzoeken verder ondermijnde.