ECLI:NL:GHAMS:2019:3036

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
23-003418-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor beschadiging van auto na dronken deelname aan verkeer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk beschadigen van een auto op 14 augustus 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging stelde dat de verdachte, terwijl hij dronken was, met een fiets aan het verkeer had deelgenomen en daardoor schade aan de auto van de aangever had veroorzaakt. De aangever hoorde een vallende fiets en zag de verdachte zwalkend over het trottoir lopen. Toen hij naar beneden ging, ontdekte hij dat de verdachte op de motorkap van zijn auto lag en dat de fiets tegen de auto was geplaatst. Het hof heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk de schade had veroorzaakt. Het enkele feit dat de verdachte dronken was en met een fiets aan het verkeer deelnam, was niet voldoende om aan te nemen dat hij de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij de auto zou beschadigen. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Daarnaast was er een vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete, maar deze werd afgewezen omdat de verdachte werd vrijgesproken. Ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het ten laste gelegde handelen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening kwamen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003418-18
datum uitspraak: 29 juli 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 september 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-161493-18 en 13-048763-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Den Haag PPC te 's-Gravenhage.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (personen)auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat niet vastgesteld kan worden dat de schade op de auto van de aangever door de verdachte is veroorzaakt en – indien dit wel kan – het opzet van de verdachte daarop niet was gericht.
Het hof overweegt als volgt.
Op 14 augustus 2018 was de aangever in zijn woning toen hij buiten het geluid van een vallende fiets hoorde. Hij zag naast zijn auto een man die zwalkend over het trottoir liep. Omdat hij bang was voor schade aan zijn auto is de aangever naar beneden gelopen. Eenmaal beneden aangekomen, zag hij de man op de motorkap van zijn auto liggen en diens fiets tegen het linker voorscherm van zijn auto. De aangever zag dat zijn auto beschadigd was.
Het hof heeft niet kunnen vaststellen op welke wijze de schade aan de auto is ontstaan. Weliswaar kan worden aangenomen dat door de fiets van de verdachte schade is veroorzaakt maar onduidelijk is welke handeling van de verdachte daaraan voorafging. Daarom is niet komen vast te staan dat de verdachte de auto opzettelijk heeft beschadigd. Het enkele feit dat hij dronken was en fietsend, dan wel lopend met een fiets aan het verkeer heeft deelgenomen, betekent niet dat hij bewust de
aanmerkelijkekans heeft aanvaard dat hij de auto zou beschadigen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 april 2018 opgelegde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 350,00. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.225,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep wederom gevoegd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsman heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 10 september 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 april 2018 met parketnummer 13-048763-18 voorwaardelijk opgelegde geldboete ter hoogte van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juli 2019.
mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.L.M. van der Voet zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.