ECLI:NL:GHAMS:2019:3018

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
23-002401-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en belaging met betrekking tot meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1964, was aangeklaagd voor diefstal en belaging. De tenlastelegging omvatte het stelselmatig verstoren van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door het versturen van vele berichten en het herhaaldelijk bellen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van diefstal van twee flessen gin uit een slijterij. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 7 september 2018 en 16 april 2019. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplicht toezicht door de reclassering en deelname aan een behandeltraject voor haar psychische en verslavingsproblematiek. Tevens zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, om de behandeling van de verdachte niet te doorkruisen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002401-17
datum uitspraak: 30 april 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 juni 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-215476-16, 15-242558-15 en 15-122066-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 september 2018 en 16 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 5 augustus 2016 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen gin, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan slijterij [slijterij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 november 2015 tot en met 22 oktober 2016 te Haarlem, althans in Nederland, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, telkens met het oogmerk voornoemde [slachtoffer], in elk geval die ander telkens te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- voornoemde [slachtoffer] (heel) veel, althans meerdere, sms-berichten en/of email-berichten en/of Facebook-berichten en/of What's app-berichten gestuurd en/of
- ( heel) vaak, althans meerdere keren, gebeld naar voornoemde [slachtoffer] en/of de voicemail van voornoemde [slachtoffer] ingesproken en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen op haar werk en/of bij haar woning opgezocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij op 5 augustus 2016 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen gin, toebehorende aan slijterij [slijterij].
2:
zij in de periode van 9 november 2015 tot en met 22 oktober 2016 te Haarlem wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], telkens met het oogmerk [slachtoffer] te dwingen iets te dulden, immers heeft verdachte
- [slachtoffer] veel sms-berichten en/of email-berichten en/of Facebook-berichten en/of WhatsApp-berichten gestuurd en
- vaak gebeld naar [slachtoffer] en de voicemail van [slachtoffer] ingesproken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft de politierechter een aantal bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende meer dan een jaar inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het wekt dan ook geen verbazing dat de gevolgen voor het slachtoffer groot zijn geweest. Blijkens de aangifte en de ter terechtzitting in hoger beroep besproken schriftelijke slachtofferverklaring heeft de handelwijze van de verdachte voor veel stress bij het slachtoffer gezorgd. Helaas heeft de verdachte nog steeds niet laten blijken dat zij inziet wat voor ellende zij bij het slachtoffer heeft aangericht. Voorts heeft de verdachte ook blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander door bij een slijterij twee flessen drank te stelen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 april 2019 is zij bovendien eerder voor het plegen van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in haar nadeel weegt.
Bij de verdachte is sprake van een middelen- en psychische problematiek. Uit het rapport van klinisch psycholoog [naam 1] blijkt dat de belaging samenhangt met de persoonlijkheidsproblematiek en de diefstal met de verslavingsproblematiek. Tot op heden hebben reclasserings- en hulpverleningstrajecten geen positieve gedragsverandering bij de verdachte teweeggebracht. De reclassering acht daarom een langdurige klinische behandeling, gericht op de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek en op traumaverwerking noodzakelijk om de kans op recidive te doen verkleinen, waarbij een verplichtend kader met reclasseringsbemoeienis noodzakelijk is om de nodige hulpverlening vorm te geven en vroegtijdige uitval te voorkomen. Uit het reclasseringsrapport van 11 april 2019 blijkt dat de behandeling half mei 2019 zou kunnen starten. Wel twijfelt de reclassering eraan of de verdachte daadwerkelijk gemotiveerd is om behandeld te worden.
Hoewel het hof een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer gerechtvaardigd acht, wil het voorkomen dat een mogelijke opname in mei 2019 doorkruist wordt door een dergelijke straf. Het hof acht, alles afwegende en als laatste kans voor de verdachte, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Het hof komt tot een hogere gevangenisstraf dan geëist vanwege de langdurige periode en intensieve aard van de belaging, de herhaalde recidive met betrekking tot de diefstal en het feit dat de verdachte de feiten in twee proeftijden heeft gepleegd. Bovendien dient een hogere straf, in combinatie met de langere proeftijd, als stok achter de deur om ervoor te zorgen dat de verdachte zich houdt aan de bijzondere voorwaarden en zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij [slijterij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 220,49 aan materiële schade, bestaande uit € 39,49 voor een gestolen fles Gin en € 181,00 als boete voor de diefstal. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 39,49. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 39,49.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 39,49. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is het hof van oordeel dat het causale verband tussen het bewezenverklaarde en de gevorderde schade onvoldoende is komen vast te staan, zodat de benadeelde partij in dat gedeelte van de vordering niet kan worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag ter hoogte van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.000,00.
De raadsvrouw heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen tot € 700,00.
Het hof overweegt als volgt.
Voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde partij ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 1.500, waarbij is gelet op de omstandigheden dat de aangeefster als gevolg van het feit angstig en onzeker is geworden en kampt met slaapproblemen en andere medische klachten. Verder heeft het hof gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14h, 14i, 14j, 36f, 57, 63, 285b en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 februari 2016 onder parketnummer 15-242558-15 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. De politierechter heeft de vordering afgewezen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt afgewezen. De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het onwenselijk is dat het behandeltraject van de verdachte wordt doorkruist door een hernieuwde vrijheidsbeneming, zodat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 december 2014 onder parketnummer 15-122066-14 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, vanwege de overtreding van de gestelde bijzondere voorwaarden. De politierechter heeft de vordering afgewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Gelet op artikel 14g lid 3 van het Wetboek van Strafrecht zal het hof zich niet bevoegd verklaren om kennis te nemen van deze vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte verplicht is:
  • zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de verdachte zich melden bij GGZ reclassering [naam 2]. Hierna moet zij zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent als GGZ reclassering [naam 2] dat nodig acht.
  • zich, gezien de directe samenhang van de alcoholproblematiek en de persoonlijkheids-problematiek met het criminele gedrag van de verdachte, klinisch te laten behandelen in een intramurale inrichting of (forensische) verslavingszorg voor de maximale duur van een jaar.
  • na klinische opname mee te werken aan ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek [naam 2] of een soortgelijke instelling.
  • mee te werken aan begeleiding in het kader van nazorg, ook als dat inhoudt dat een traject gericht op begeleid wonen geïndiceerd is. Tevens dient zij mee te werken aan de afname van urinecontroles.
Geeft opdracht aan de Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij [slijterij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slijterij] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 39,49 (negenendertig euro en negenenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slijterij], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 39,49 (negenendertig euro en negenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 5 augustus 2016.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 9 november 2015.
Wijst af de vordering strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland met parketnummer 15-242558-15 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Verklaart zich niet bevoegd tot kennisneming van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer
15-122066-14.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. R.M. Steinhaus en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 april 2019.
mr. R. Kuiper en mr. R.M. Steinhaus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.