ECLI:NL:GHAMS:2019:3016

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
23-000693-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vervalsing van een reisdocument

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1954, werd beschuldigd van het afleveren en voorhanden hebben van een vervalst reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Liberia. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 7 februari 2018 op Schiphol, waar de verdachte het paspoort aan de grensbewaking heeft aangeboden. Het hof heeft vastgesteld dat het paspoort vals was, zoals bevestigd door de afdeling Falsificaten van de Koninklijke Marechaussee, die concludeerde dat het document nooit op de juiste wijze door de autoriteiten van Liberia was afgegeven. De verdachte had het paspoort verkregen via een kantoor in Koeweit, wat hem deed vermoeden dat het document vervalst was.

De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het paspoort vervalst was. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte, gezien de omstandigheden waaronder hij het paspoort had verkregen, op zijn minst redelijkerwijs moest vermoeden dat het document niet authentiek was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan het ten laste gelegde feit.

De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. Het hof handhaafde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de impact op het vertrouwen in reisdocumenten in de samenleving in overweging nam. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf passend was en dat er geen aanleiding was om hiervan af te wijken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000693-18
datum uitspraak: 30 april 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-026627-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 februari 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een nationaal paspoort van Liberia (voorzien van het nummer [nummer] en op naam gesteld van [verdachte]), waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat niet bewezen kan worden dat het paspoort vals was en dat de verdachte dit redelijkerwijs moest vermoeden. Het hof verstaat het verweer als een bewijsverweer, aangezien de raadsvrouw zich kennelijk op het standpunt stelt dat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft op 7 februari 2018 op Schiphol een nationaal paspoort van Liberia, voorzien van het nummer [nummer], aan de grensbewaking aangeboden. Het paspoort van de verdachte is onderzocht door de afdeling Falsificaten van de Koninklijke Marechaussee. Deze heeft geconcludeerd dat het/de in dit document aangebrachte documentnummer en personaliabladzijde vals zijn en dat het paspoort nooit op deze wijze door de bevoegde autoriteiten van Liberia is afgegeven. Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij het document niet heeft verkregen via de officiële kanalen, namelijk de autoriteiten van Liberia, maar dat hij dit heeft gekocht via een kantoor in Koeweit. Het hof is van oordeel dat de verdachte, voor zover hij dat niet al wist, op z’n minst genomen redelijkerwijs moest vermoeden dat een document dat op een dergelijke wijze wordt verkregen, vals of vervalst is. De verweren worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 februari 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Liberia (voorzien van het nummer [nummer] en op naam gesteld van [verdachte]), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit vervalst was, heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
een reisdocument afleveren en voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vervalst is.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft een vervalst paspoort in zijn bezit gehad. Aldus heeft hij het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in reisdocumenten schade berokkend.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding hiervan af te wijken en deze straf deels voorwaardelijk op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.M. Steinhaus en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 april 2019.
mr. R.M. Steinhaus en mr. R. Kuiper zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.