ECLI:NL:GHAMS:2019:3014
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een poging tot zware mishandeling, waarbij de verklaringen van de verdachte en de aangever lijnrecht tegenover elkaar stonden. De aangever verklaarde dat hij door de verdachte met een mes was gestoken, terwijl de verdachte ontkende en stelde dat de aangever zelf het mes had getrokken. Het hof heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de feitelijke gang van zaken niet met voldoende mate van zekerheid kon worden vastgesteld. Hierdoor kon het strafwaardige karakter van het handelen van de verdachte niet worden bewezen. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, met de aanpassing dat de vrijspraak wordt opgenomen in de overwegingen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van tegenstrijdige verklaringen.