ECLI:NL:GHAMS:2019:2970
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verdeling van schulden naar Pools recht en onderlinge draagplicht
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De vrouw, appellante in principaal hoger beroep, heeft in hoger beroep de beschikking van 4 oktober 2017 aangevochten, waarin de echtscheiding tussen haar en haar man werd uitgesproken. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De zaak betreft de verdeling van schulden die tijdens het huwelijk zijn ontstaan, waarbij de vrouw betwist dat deze schulden bij helfte moeten worden gedragen. Het hof heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van partijen ten tijde van de indiening van het echtscheidingsverzoek in Nederland was, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd was. Beide partijen zijn van Poolse nationaliteit en het hof heeft de toepasselijkheid van Pools recht aangenomen. Het hof oordeelt dat er sprake is van een beperkte gemeenschap van goederen en dat de hoofdelijke aansprakelijkheid voor schulden geldt. De vrouw heeft geen voldoende onderbouwing gegeven voor haar stelling dat er een aparte procedure in Polen voor de verdeling van schulden bestaat. Het hof heeft de grief van de vrouw verworpen en de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het hof heeft bepaald dat de echtgenoten de schulden aan de belastingdienst bij helfte dienen te dragen. De beslissing is op 13 augustus 2019 openbaar uitgesproken.