Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Telefonisch was geregeld door de heer [appellant] en de heer [geïntimeerde]” kan ook niet worden afgeleid dat V.N. [geïntimeerde] heeft te gelden als tussenpersoon voor [geïntimeerde] . De kantonrechter heeft voorts overwogen dat [geïntimeerde] geen partij is bij de samenwerkingsovereenkomst (maar [geïntimeerde] B.V.) zodat de vordering, voor zover gegrond op die overeenkomst, niet toewijsbaar is. Nu niet gebleken is dat [geïntimeerde] op grond van een andere rechtsverhouding een bedrag van € 5.000,-- heeft ontvangen, kan er, zo overwoog de kantonrechter, ook geen sprake zijn van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Tegen deze beslissing en de gronden waarop deze berust, richten zich de grieven van [appellant] .