ECLI:NL:GHAMS:2019:2940

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
23-002430-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake flessentrekkerij door tanken zonder betaling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1976, had in de periode van 30 augustus 2016 tot en met 5 januari 2018, op verschillende locaties in Nederland, herhaaldelijk brandstof getankt zonder te betalen. In totaal heeft de verdachte tien keer getankt bij diverse tankstations, waarbij hij zowel benzine als diesel heeft afgenomen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal in overweging heeft genomen en de omstandigheden van de verdachte heeft meegewogen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij, wat heeft geleid tot financiële schade voor de benadeelde partijen. De verdachte heeft erkend dat hij zijn leven een positieve wending probeert te geven, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigt. Uiteindelijk heeft het hof de taakstraf van 80 uur bevestigd, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van verschillende benadeelde partijen toegewezen, die voortvloeien uit de schade die zij hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002430-18
datum uitspraak: 10 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-074822-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 juni 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen, in de periode van 30 augustus 2016 tot en met 5 januari 2018, op na te noemen plaatsen, althans in Nederland, (telkens) een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van diesel en/of benzine, althans brandstof, met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, door met een bestelbus van het merk Volkswagen (voorzien van kenteken [kenteken 1]) en/of een auto van het merk Nissan (voorzien van kenteken [kenteken 2]), naar na te noemen tankstation(s) te gaan en/of daar (telkens) een hoeveelheid diesel en/of benzine in de door verdachte bestuurde/meegenomen bestelbus en/of auto te tanken en het tankstation te verlaten, immers heeft verdachte
- op 30 augustus 2016, te Halfweg, bij een tankstation aan de [adres 2], 48 liter benzine, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of
- op 21 mei 2017, te Breukelen, bij een tankstation aan de [adres 3], 42 liter benzine, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 2] en/of
- op 23 mei 2017, te Breukelen, bij een tankstation aan de [adres 3] Westzijde 2, 18 liter benzine, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 3] en/of
- op 19 juli 2017, te Amsterdam, bij een tankstation aan de [adres 4], 82 liter diesel, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 4] en/of
- op 31 oktober 2017, te Ede, bij een tankstation aan de [adres 5] 73 liter diesel, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 5] en/of
- op 30 november 2017, te Muiden, bij een tankstation aan de [adres 6], 75 liter diesel, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 6] en/of
- op 3 december 2017, te Purmerend, bij een tankstation aan de [adres 7], 82 liter diesel, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 7] en/of
- op 8 december 2017, te Hoofddorp, bij een tankstation aan de Van Heuven Goedhartlaan 201, 82 liter diesel, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 8] en/of
- op 24 december 2017, te Purmerend, bij een tankstation aan de [adres 7], 81,37 liter diesel, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 7] en/of
- op 5 januari 2018, te Nieuwegein, bij een tankstation aan de [adres 3], 82 liter diesel, althans een hoeveelheid brandstof, getankt, toebehorende aan [bedrijf 10]
terwijl betaling door of vanwege verdachte (telkens) achterwege is gebleven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 30 augustus 2016 tot en met 5 januari 2018, op na te noemen plaatsen, een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van diesel en benzine, met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, door met een bestelbus van het merk Volkswagen, voorzien van kenteken [kenteken 1], en een auto van het merk Nissan, voorzien van kenteken [kenteken 2], naar na te noemen tankstations te gaan en daar telkens een hoeveelheid diesel of benzine in de door verdachte meegenomen bestelbus of auto te tanken en het tankstation te verlaten, immers heeft verdachte
- op 30 augustus 2016, te Halfweg, bij een tankstation aan de [adres 2], 48 liter benzine getankt, toebehorende aan [bedrijf 1] en
- op 21 mei 2017, te Breukelen, bij een tankstation aan de [adres 3], 42 liter benzine getankt, toebehorende aan [bedrijf 2] en
- op 23 mei 2017, te Breukelen, bij een tankstation aan de [adres 3] Westzijde 2, 18 liter benzine getankt, toebehorende aan [bedrijf 3] en
- op 19 juli 2017, te Amsterdam, bij een tankstation aan de [adres 4], 82 liter diesel getankt, toebehorende aan [bedrijf 4] en
- op 31 oktober 2017, te Ede, bij een tankstation aan de [adres 5] 73 liter diesel getankt, toebehorende aan [bedrijf 5] en
- op 30 november 2017, te Muiden, bij een tankstation aan de [adres 6], 75 liter diesel getankt, toebehorende aan [bedrijf 6] en
- op 3 december 2017, te Purmerend, bij een tankstation aan de [adres 7], 82 liter diesel getankt, toebehorende aan [bedrijf 7] en
- op 8 december 2017, te Hoofddorp, bij een tankstation aan de Van Heuven Goedhartlaan 201, 82 liter diesel getankt, toebehorende aan [bedrijf 8] en
- op 24 december 2017, te Purmerend, bij een tankstation aan de [adres 7], 81,37 liter diesel getankt, toebehorende aan [bedrijf 9] en
- op 5 januari 2018, te Nieuwegein, bij een tankstation aan de [adres 3], 82 liter diesel getankt, toebehorende aan [bedrijf 10]
terwijl betaling door of vanwege verdachte telkens achterwege is gebleven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uur subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan “flessentrekkerij”, door op verschillende plaatsen, in totaal tien keer, te tanken zonder voor de benzine of diesel te betalen. Door zijn handelen heeft de verdachte een aantal bedrijven en personen financiële schade en overlast toegebracht en heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het handelsverkeer noodzakelijk is.
In beginsel rechtvaardigt de ernst van het feit een taakstraf van langere duur, dan die welke is opgelegd door de rechtbank en is gevorderd door de advocaat-generaal.
Door de verdachte en de raadsman is, onderbouwd met stukken, naar voren gebracht dat de verdachte tracht zijn leven een positieve wending te geven. Hij heeft een baan in loondienst gevonden en hulp gezocht voor zijn financiële problemen, die een drijfveer vormden voor het niet betalen van de brandstof. Het hof houdt hiermee in het voordeel van de verdachte rekening.
Deze persoonlijke omstandigheden rechtvaardigen echter niet, als bepleit door de raadsman, het opleggen van een (nog) kortere taakstraf dan die, welke door de advocaat-generaal is gevorderd nu hiermee niet worden volstaan. Daarbij is de ernst van het feit doorslaggevend, in het bijzonder het grote aantal keren dat de verdachte niet heeft betaald voor de brandstof en de grote hoeveelheid bedrijven die hij daardoor heeft benadeeld. Om dezelfde reden ziet het hof geen aanleiding om, als eveneens bepleit door de raadsman, een deel van de taakstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van tachtig uur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 11]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 254,22 aan materiële schade te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 112,96, te vermeerderen met wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen. Dat in eerste aanleg toegewezen bedrag bestaat uit € 97,96 aan kosten van de door de verdachte weggenomen brandstof en € 15,00 administratiekosten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Mede gelet op de omstandigheid dat de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij door de verdediging niet zijn betwist zal de vordering worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 7] ([bedrijf 7])

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 249,49 aan materiële schade, te weten (in totaal) € 209 aan kosten van de door de verdachte weggenomen brandstof en € 40,00 aan administratiekosten, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Mede gelet op de omstandigheid dat de stellingen van de benadeelde partij door de verdediging niet zijn betwist zal de vordering worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 41,43 aan materiële schade, bestaande uit € 30,03 aan kosten van de door de verdachte weggenomen brandstof, € 11,00 kosten bij non-betaling en € 0,40 RDW-kosten te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Mede gelet op de omstandigheid dat de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij door de verdediging niet zijn betwist zal de vordering worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 110,03 aan materiële schade, bestaande uit kosten van de door de verdachte weggenomen brandstof te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Mede gelet op de omstandigheid dat de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij door de verdediging niet zijn betwist zal de vordering worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal, zoals verzocht, vermeerderd worden met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 63 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 11] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 112,96 (honderdtwaalf euro en zesennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 11], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 112,96 (honderdtwaalf euro en zesennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 oktober 2017.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 7] ([bedrijf 7])
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Servauto Nederland B.V. ([bedrijf 7]) ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 249,49 (tweehonderdnegenenveertig euro en negenenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 7] ([bedrijf 7]), ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 249,49 (tweehonderdnegenenveertig euro en negenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 24 december 2017.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 3] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 41,43 (eenenveertig euro en drieënveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 3], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 41,43 (eenenveertig euro en drieënveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 mei 2017.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Van Kalmthout Servicestation ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 110,03 (honderdtien euro en drie cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Van Kalmthout Servicestation, ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 110,03 (honderdtien euro en drie cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 december 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.A. van Eijk en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 juli 2019.
Mr. S.M.M. Bordenga is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]