ECLI:NL:GHAMS:2019:2938

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
23-001855-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bezit van hennep met voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1985, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep, in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk. De verdachte had verklaard dat hij de hennep verpakte voor een coffeeshop, maar deze verklaring werd door het hof niet geconcretiseerd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 juni 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan het ten laste gelegde, maar dat er verzachtende omstandigheden waren, zoals het feit dat de verdachte inmiddels een opleiding volgde en zijn leven een positieve wending trachtte te geven. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was begaan, in beginsel een hogere straf rechtvaardigden, maar besloot uiteindelijk om de straf gelijk te houden aan die van de politierechter, met een deels voorwaardelijke taakstraf.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De op te leggen straf werd gegrond op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De beslissing van het hof werd genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de straf op zijn toekomst.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001855-18
datum uitspraak: 10 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-042356-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2018 te Heemstede opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2111,9 gram, althans een grote hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 maart 2018 te Heemstede opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] een grote hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Oordeel van de politierechter en standpunten van partijen
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan de verdachte geen straf of maatregel dient te worden opgelegd gelet op het inconsequente beleid in Nederland met betrekking tot softdrugs. De bij de verdachte aanwezige hennep was bestemd voor toevoer aan een gedoogde coffeeshop, zo begrijpt het hof de raadsvrouw. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat een groot deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd, nu het goed gaat met de verdachte.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep in zijn woning. Hennep is een verdovend middel waarvan het gebruik schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid.
Ten aanzien van het primaire strafmaatverweer van de raadsvrouw constateert het hof dat de verdachte ook desgevraagd zijn verklaring dat hij de hennep verpakte voor een coffeeshop, op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd. Het hof passeert reeds daarom het verweer.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2019 is hij eerder onherroepelijk ter zake van misdrijven (waaronder een Opiumwetdelict) veroordeeld. Het hof weegt dit in zijn nadeel mee bij de bepaling van de op te leggen straf.
De ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte de hennep aanwezig had in de woning waar ook zijn nog jonge dochter woonde rechtvaardigen in beginsel het opleggen van een (taak)straf die uitgaat boven de straf die door de politierechter is opgelegd.
Ter terechtzitting is echter gebleken dat de verdachte inmiddels een opleiding volgt en op die wijze tracht zijn leven een positieve wending te geven hetgeen het hof meeweegt in het voordeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf zoals door de politierechter opgelegd passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.A. van Eijk en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 juli 2019.
Mr. S.M.M. Bordenga is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]