ECLI:NL:GHAMS:2019:2934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
23-001344-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling en straf voor winkeldiefstal en belediging van politieambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Somalië in 1991, was aangeklaagd voor winkeldiefstal en belediging van politieambtenaren. De tenlastelegging omvatte het stelen van drie flessen wodka uit een winkel in Haarlem en het beledigen van twee politieagenten tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De verdachte had de agenten beledigd met kwetsende woorden, wat leidde tot een aanklacht voor eenvoudige belediging.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het niet in overeenstemming was met de bewijsmiddelen. De verdachte werd schuldig bevonden aan zowel de diefstal als de belediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, wat zijn recidive bevestigde. Gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen, heeft het hof besloten een taakstraf van vijftig uur op te leggen, naast een gevangenisstraf van vijfentwintig dagen, met aftrek van het voorarrest.

Daarnaast werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling afgewezen. Het openbaar ministerie had onvoldoende inzicht gegeven in de resterende voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, waardoor het hof besloot deze vordering niet te honoreren. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en het gebrek aan respect van de verdachte voor de autoriteit van de politie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001344-18
datum uitspraak: 10 juli 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-810201-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 december 2017 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, drie flessen Wodka, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 29 december 2017 te Haarlem, opzettelijk de/ (een) ambtena(a)r(en),te weten [verbalisant 1], Inspecteur van politie en/of [verbalisant 2], hoofdagent van politie, beiden werkzaam bij politie Eenheid Noord-Holland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, heeft beledigd, door hem/hen mondeling de woorden toe te voegen:"jullie zijn echt kankermongolen" en/of "jij bent gewoon een kankeragent van de politie" en/of "jullie zijn kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, nu het zich niet verenigt met de uitwerking van de bewijsmiddelen, en het hof voorts tot een andere strafoplegging komt en een andere beslissing neemt op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 december 2017 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie flessen wodka, toebehorende aan [winkel].
2.
hij op 29 december 2017 te Haarlem, opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], hoofdagent van politie, beiden werkzaam bij politie Eenheid Noord-Holland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening heeft beledigd door hen mondeling de woorden toe te voegen: "jullie zijn echt kankermongolen" en "jij bent gewoon een kankeragent van de politie" en "jullie zijn kankerlijers".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot 13 dagen gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en heeft daarbij drie flessen wodka weggenomen. Met zijn handelwijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien naast schade hinder en overlast voor de gedupeerden.
Toen de verdachte voor de winkeldiefstal was aangehouden, heeft hij de politieagenten beledigd. Door zo te handelen heeft hij deze politieambtenaren, die gewoon hun werk deden, respectloos behandeld en hun gezag ondermijnd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2019 is hij eerder ter zake van misdrijven (waaronder diefstal en belediging van een ambtenaar) onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte kan niet worden volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest, zoals door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na vijftig uur, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI-nummer 99-000744-43)
Bij de stukken bevindt zich de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van het openbaar ministerie in het arrondissement Noord-Holland, in de zaak met parketnummer 15-810317-15, met v.i.-zaaknummer 99-000744-43. De vordering strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 171 dagen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2019 blijkt dat bij verschillende rechterlijke uitspraken al delen van de voorwaardelijke invrijheidsstelling zijn herroepen. Ter terechtzitting is door het openbaar ministerie onvoldoende inzicht gegeven of, en zo ja, in hoeverre nog een deel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling resteert dat niet reeds is herroepen. Het hof ziet daarin aanleiding om de vordering af te wijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 266, 267 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling (VI nummer 99-000744-43)
Wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. N.A. Schimmel en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 juli 2019.
=========================================================================
[…]