ECLI:NL:GHAMS:2019:2923
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- L. van Dijk
- A. van Haeringen
- R.G. Kemmers
- Rechtspraak.nl
Bepaling van kinderalimentatie en draagkracht van de man als DGA
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie tussen de man en de vrouw, die samen twee kinderen hebben. De vrouw had in hoger beroep gevraagd om een verhoging van de door de man te betalen kinderbijdrage, terwijl de man in incidenteel hoger beroep verzocht om een verlaging. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 362,50 per kind per maand moest betalen, maar de vrouw verzocht om dit bedrag te verhogen naar € 600,- per kind per maand. De man stelde dat hij slechts € 297,- per kind per maand kon betalen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide ouders en de draagkracht van de man, die directeur-grootaandeelhouder (DGA) is van een vennootschap. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet alleen zijn salaris, maar ook de winst uit zijn onderneming in aanmerking moet nemen bij de berekening van zijn draagkracht. De vrouw voerde aan dat de man een dividenduitkering had ontvangen die niet was meegenomen in de berekening van zijn inkomen, maar het hof oordeelde dat deze eenmalige uitkering niet relevant was voor de behoefte van de kinderen.
Uiteindelijk heeft het hof de door de man te betalen kinderbijdrage vastgesteld op € 512,- per maand voor het oudste kind en € 539,- per maand voor het jongste kind, met terugwerkende kracht. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man direct moet voldoen aan de nieuwe alimentatieverplichtingen, ongeacht eventuele verdere rechtszaken.