ECLI:NL:GHAMS:2019:2914
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.M. van der Nat
- C. Fetter
- M.J. Dubelaar
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving bijzondere voorwaarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1996, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 400 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder meldplicht bij de Reclassering en behandeling bij een forensische zorginstelling. De advocaat-generaal vorderde de tenuitvoerlegging omdat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden had gehouden. Tijdens de openbare terechtzitting op 9 juli 2019 werd de vordering behandeld, waarbij de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. G.A. Jansen, de advocaat-generaal en een reclasseringswerker aanwezig waren.
De reclassering had in een advies van 3 juni 2019 aangegeven dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet had nageleefd, wat leidde tot de vordering van de advocaat-generaal. De raadsvrouw voerde aan dat de veroordeelde in het verleden wel degelijk contact had gehad met de reclassering en dat hij bereid was om de bijzondere voorwaarden alsnog na te leven. Het hof oordeelde dat het advies van de reclassering onvolledig was, omdat het geen rekening hield met het voortraject van de veroordeelde. Het hof concludeerde dat er geen redenen waren om de tenuitvoerlegging te gelasten, gezien de bereidheid van de veroordeelde om het contact met de reclassering voort te zetten.
Uiteindelijk heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal afgewezen, waarmee de veroordeelde niet opnieuw naar de gevangenis hoeft. De beslissing werd genomen door een collegiaal hof, waarbij mr. C. Fetter en mr. M.J. Dubelaar niet in staat waren de beslissing te ondertekenen.