ECLI:NL:GHAMS:2019:2913

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
9 augustus 2019
Zaaknummer
23-003153-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en het aanwezig hebben van harddrugs met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1986, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en het aanwezig hebben van harddrugs. De feiten vonden plaats op 3 november 2017, toen de verdachte een jonge vrouw op het trottoir op gewelddadige wijze aanviel. De verdachte heeft de vrouw met een karatetrap in het gezicht geschopt en haar vervolgens met zijn vuisten geslagen. De vrouw liep hierdoor letsel op, waaronder een zichtbare voetafdruk op haar hoofd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de vrouw hem eerst had geduwd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de vrouw en getuigen geloofwaardiger waren dan die van de verdachte. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte met zijn handelen bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte op 13 juni 2018 opzettelijk harddrugs, namelijk heroïne en cocaïne, aanwezig had. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €750,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, wat leidde tot de beslissing om een zwaardere straf op te leggen dan in eerste aanleg was gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003153-18
datum uitspraak: 23 juli 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-115669-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1986,
laatst bekende adres in Nederland: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 13 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0.14 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine en/of ongeveer 0.78 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Cocaine, zijnde heroine en/of cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.primairhij op of omstreeks 3 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer] (met een achterwaardse karatetrap) heeft getrapt en/of geschopt in/op het gezicht en/of hoofd en/of met zijn vuisten en/of handen heeft gestompt en/of geslagen in/op het gezicht en/of hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.subsidiairhij op of omstreeks 3 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door haar te trappen en/of schoppen in/op haar gezicht en/of hoofd en/of haar te slaan en/of stompen in/op haar hoofd en/of gezicht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij, kort gezegd, aangevoerd dat de getuigen vooringenomen waren – zij dachten dat de verdachte de tas van [slachtoffer] probeerde stelen – en dat zij wisselend hebben verklaard: niet blijkt of de verdachte [slachtoffer] eerst heeft geslagen of eerst heeft geschopt. Bovendien heeft [slachtoffer] verklaard dat zij de verdachte mogelijk (eerst) zelf heeft geduwd, hetgeen overeenkomt met de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer] terugduwde. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat enkel het onder 2 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de verdachte op 3 november 2017 op de Derde Oosterparkstraat / Eikenplein te Amsterdam op het trottoir fietste en daarbij de voetganger [slachtoffer] – die uit de tegengestelde richting kwam – passeerde. Vanaf dat moment lopen de verhalen van [slachtoffer] en de verdachte uiteen.
[slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat haar schouder de schouder van de verdachte raakte en dat zij vervolgens doorliep. [slachtoffer] hoorde dat de verdachte zijn fiets neergooide, met grote passen naar [slachtoffer] toeliep en zei: “vind je dat normaal ofzo?”. Toen [slachtoffer] haar telefoon met camera pakte voor het geval er iets zou gebeuren, zag zij dat de verdachte zich omdraaide en dat hij in zijn draai met zijn rechterbeen heel hoog naar achteren trapte – een karatetrap – en [slachtoffer] zag en voelde dat de voet van de verdachte haar gezicht raakte. Zij voelde direct een pijnscheut bij haar rechteroog, bij haar jukbeen en bij haar slaap. Vervolgens heeft de verdachte [slachtoffer] een aantal malen met zijn vuist op haar gezicht geslagen. De verklaringen van de verdachte staan daarmee in contrast. De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hém eerst heeft geduwd waardoor hij is gevallen en dat hij, nadat hij was opgestaan, haar (slechts) heeft geduwd.
Het hof volgt de lezing van [slachtoffer] – en niet die van de verdachte – nu deze wordt ondersteund door het geconstateerde letsel, onder meer in de vorm van een zichtbare voetafdruk op het hoofd van de aangeefster, en de verschillende getuigenverklaringen. Zo hebben de getuigen [getuigen] – onafhankelijk van elkaar – verklaard dat de verdachte een (achterwaartse) (kickboks)trap maakte richting [slachtoffer], waarbij laatstgenoemde in haar gezicht werd geraakt. De getuige [naam] heeft bovendien gezien dat de verdachte [slachtoffer] met zijn vuisten in het gezicht stompte. De enkele omstandigheid dat sommige getuigen dachten dat de verdachte de tas van [slachtoffer] probeerde te stelen of had gestolen en dat zij wisselend verklaren over de volgorde van het slaan en schoppen, doet niets af aan de gedragingen van de verdachte die zij feitelijk hebben waargenomen. Voor de suggestie dat [slachtoffer] de verdachte heeft uitgelokt door hem eerst te duwen, is geen aanknopingspunt te vinden en overigens zou dit ook op geen enkele manier deze mate van geweld rechtvaardigen. Het namens de verdachte geschetste alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden.
Hiermee komt het hof toe aan de vraag of sprake is van een poging tot zware mishandeling of mishandeling.
Het hof is van oordeel dat de verdachte met het geven van een karatetrap en meerdere klappen tegen het hoofd van de aangeefster, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Immers, het hoofd is een zeer vitaal en kwetsbaar deel van het (menselijk) lichaam dat – gelet op de zichtbare voetafdruk van de verdachte (foto’s in dossier, pagina’s 43-44) – ook met kracht door de verdachte is geraakt. Dit betekent dat een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen kan worden verklaard.
Het hof acht het onder 2 primair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 13 juni 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0.14 gram van een materiaal bevattende heroïne en 0.78 gram van een materiaal bevattende cocaïne;

2.primairhij op 3 november 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer] met een achterwaartse karatetrap heeft getrapt in het gezicht en op het hoofd en met zijn vuisten heeft gestompt op het gezicht en op het hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten.
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte geen taakstraf op te leggen, gelet op zijn korte aandachtsspanne en het feit dat hij blokkeert als hij iets moet doen terwijl hij ervan overtuigd is dat hij niets verkeerd heeft gedaan. Dat zou onvermijdelijk leiden tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Een geldboete is – gelet op de financiële situatie van de verdachte – evenmin passend. De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen van maximaal 1 week.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer]. Zij heeft hierdoor een spierkneuzing achter haar oor en schaaf/scheurwonden opgelopen, alsmede pijn geleden. De omstandigheid dat de verdachte uit het niets een jonge vrouw op het trottoir op gewelddadige wijze heeft toegetakeld rekent het hof de verdachte zwaar aan. Uit de stukken blijkt dat het slachtoffer tot in ieder geval ruim een half jaar na het incident last heeft gehad van angst- en onveiligheidsgevoelens, alsmede van concentratieproblemen.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van harddrugs. Deze drugs, heroïne en cocaïne in het onderhavige geval, bedreigen de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2019 is hij eerder ter zake van zowel opiumdelicten als mishandeling onherroepelijk veroordeeld, terwijl hij voorts ten tijde van het geweldsfeit in een proeftijd liep. Het hof weegt een en ander mee in het nadeel van de verdachte.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Hierin staat vermeld dat bij zware mishandeling door bijvoorbeeld schoppen/trappen tegen het hoofd het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden is. Uiteraard houdt het hof er rekening mee dat het hier bij een poging is gebleven.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden, waarbij wordt opgemerkt dat de door de advocaat-generaal voorgestelde duur geen recht doet aan de ernst van (voornamelijk) het onder 2 primair bewezen verklaarde feit. Het hof wijst, naast hetgeen hiervoor al is overwogen, in het bijzonder nog op de aard van het toegepaste geweld en het gegeven dat dit plaatsvond op de openbare weg zonder dat daaraan een aanwijsbare confrontatie voorafging. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van het hof een fors hogere straf dan die in eerste aanleg is opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geëist dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,00 wordt toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien het onder 2 (primair/subsidiair) ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, de vordering van de benadeelde partij moet worden gematigd.
Oordeel van het hof
De verdachte heeft het onder 2 primair bewezen verklaarde feit begaan. Met het onder 2 primair bewezen verklaarde heeft de verdachte aldus onrechtmatig jegens de benadeelde partij gehandeld. Hij is uit dien hoofde dan ook aansprakelijk voor schade die daardoor teweeg is gebracht.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, gelet op de onderbouwde stellingen van de benadeelde partij die van de zijde van de verdachte niet gemotiveerd zijn betwist, in het bijzonder niet voor wat betreft het optreden van zulke schade en het causale verband met het bewezen geachte feit.
De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast (HR 17 november 2000, NJ 2001/215). Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 750,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op:
- de ernst van de aantasting in de persoon van de benadeelde partij en de gewelddadige wijze waarop dit heeft plaatsgehad;
- de aard en de ernst van de letsels die de benadeelde partij ten gevolge van het incident heeft opgelopen;
- de omstandigheid dat de plek rondom het rechteroog van de benadeelde partij hierdoor pas een maand na de mishandeling niet meer gevoelig was en de benadeelde partij gedurende een maand veel pijn en last had van de wond aan het linkeroor (onder meer tijdens het slapen);
- de omstandigheid dat de verdachte gedurende twee dagen last heeft gehad van erge hoofdpijn;
- de omstandigheid dat het incident zich in de directe woonomgeving van de benadeelde partij heeft voorgedaan, hetgeen bij haar serieus te nemen gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt;
- de omstandigheid dat de benadeelde partij ten gevolge van het incident – doordat zij zich voortdurend onveilig voelt – vaak in de nacht wakker wordt en niet goed doorslaapt. Hierdoor kan zij zich niet goed meer concentreren en heeft zij het eerste jaar van de opleiding, waarmee zij in september 2017 was begonnen, niet met succes kunnen afronden.
Daarnaast is gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. Hetgeen de benadeelde partij ter compensatie van immateriële schade heeft gevorderd gaat de grenzen van de billijkheid niet te buiten, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag voor immateriële schade zal, als gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze als hieronder aangegeven. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 302 Sr.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 3 november 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. M.M. van der Nat en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juli 2019.
Mr. C. Fetter en mr. M.J. Dubelaar zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]