Uitspraak
13-702817-18 tegen:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 december 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Roemenië in 1956, was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot diefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het hof heeft de overwegingen met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte en de strafmotivering aangevuld.
Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 9 juli 2019 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er medische stukken zijn overgelegd die mogelijk een schulduitsluitingsgrond zouden kunnen onderbouwen. Deze stukken waren echter nog niet vertaald op het moment van indienen van het appelschrift. Het hof ontving op 20 februari 2019 de vertaling van deze medische stukken, maar oordeelde dat er geen aanleiding was om een schulduitsluitingsgrond aan te nemen, aangezien de verdachte in staat was om zelfstandig naar Nederland te reizen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte dezelfde straf opgelegd krijgt als in eerste aanleg, terwijl de raadsman verzocht om rekening te houden met de psychische beperkingen van de verdachte. Het hof oordeelde dat, gezien de ernst van het feit, een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf noodzakelijk was. De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd ten aanzien van de kwalificatie, maar voor de rest wordt bevestigd, met inachtneming van de aangebrachte aanvullingen.