ECLI:NL:GHAMS:2019:2911
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.M. van der Nat
- C. Fetter
- M.J. Dubelaar
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens ongeldige betekening
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2018. De zaak betreft een verdachte, geboren in Marokko in 1976, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerder vonnis. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep werd vastgesteld dat de dagvaarding om in hoger beroep te verschijnen niet op rechtsgeldige wijze aan de verdachte was betekend. De betekening had niet plaatsgevonden op het BRP-adres van de verdachte, dat sinds 24 juni 2019 bekend was. Pogingen om de dagvaarding op twee andere adressen te betekenen, waren niet succesvol omdat de verdachte daar niet meer woonachtig was of niemand werd aangetroffen.
Het hof heeft, in overeenstemming met artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard. Dit betekent dat de verdachte niet rechtsgeldig was opgeroepen om in hoger beroep te verschijnen, waardoor het hof niet in staat was om de zaak inhoudelijk te behandelen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is openbaar gedaan op dezelfde datum als de terechtzitting.