Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] en
1.[geïntimeerde sub 1] ,
3. [geïntimeerde sub 3] ,
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, tevens houdende wijziging althans aanvulling eis;
- memorie van antwoord, met een productie.
2.De feiten
grief 1stellen [appellanten] dat na te noemen VvE geen huishoudelijk reglement heeft en dat de rechtbank onder 2.4 ten onrechte van het bestaan van een dergelijk reglement is uitgegaan. [geïntimeerden] hebben erkend dat de VvE geen huishoudelijk reglement heeft. Omdat de rechtbank onder 2.4 inderdaad (kennelijk) de aanwezigheid van een huishoudelijk reglement tot uitgangspunt heeft genomen, is de grief gegrond, zij het dat dit op zichzelf niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kan leiden. Voor het overige zijn de door de rechtbank vastgestelde feiten niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof tot uitgangspunt.
3.De beoordeling
het uitsluitend gebruik van de bovenwoning, gelegen op de eerste verdieping met twee balkons, plaatselijk bekend als [adres 1] (...),
het uitsluitend gebruik van de bovenwoning, gelegen op de tweede verdieping met berging op de zolderverdieping, plaatselijk bekend als [adres 2] (…); en
het uitsluitend gebruik van de bovenwoning, gelegen op de derde verdieping met kamer en berging op de zolderverdieping, plaatselijk bekend als [adres 3] (...).”
grieven 2 tot en met 8, die gezamenlijk kunnen worden besproken.
als geheel: in het appartement mag uitsluitend worden gewoond en daarin mag bijvoorbeeld – anders dan in het appartement op de begane grond – geen winkel worden gedreven. Dat neemt niet weg dat, juist omdat de splitsingsakte gelding heeft tussen alle appartementseigenaars en (mede) hun onderlinge rechten en plichten beoogt te regelen, ook betekenis moet worden toegekend aan de bewoordingen waarmee de onderscheiden appartementsrechten in de splitsingsakte zijn omschreven en in die bewoordingen ook de aanduiding van een bestemming kan zijn gelegen. Het appartementsrecht van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] is omschreven, kort gezegd, als “bovenwoning op de tweede verdieping met berging op de zolderverdieping”. [appellanten] hebben onweersproken gesteld dat in Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal ‘berging’ wordt omschreven als ‘ruimte om iets op te bergen’, met als synoniem ‘opslagruimte’. Bij gebreke van indicaties voor het tegendeel moet worden aangenomen dat degenen die tot splitsing zijn overgegaan bij het gebruik van het woord ‘berging’ in de splitsingsakte het oog hebben gehad op deze gangbare betekenis van dit woord, dus een ruimte om iets op te bergen, een opslagruimte. Een berging/opslagruimte is (evident) geen logeer-, slaap- of werkruimte. Voormelde (taalkundige) betekenis van het woord ‘berging’ dient als een (nadere) bestemming van de in de splitsingsakte als ‘berging’ aangeduide ruimte van het appartement [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te worden aangemerkt. Dat degene die tot splitsing zijn overgegaan bij het woord ‘berging’ het oog hadden op de gangbare betekenis van dat woord, zoals hiervoor omschreven, leidt het hof bovendien ook nog af uit het feit dat in de omschrijving in de splitsingsakte van het appartement van [appellanten] voor wat betreft de zolderverdieping gewag wordt gemaakt van zowel een kamer als een berging, daarmee aangevend dat tussen beide een verschil (in gebruik) bestaat. Wel wordt een berging/opslagruimte hier te lande vaak (mede) als ruimte voor de wasmachine benut, hetgeen bij een ieder bekend mag worden verondersteld.
grieven 9 en 10zijn gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van een aantal in eerste aanleg ingestelde vorderingen. De grieven bouwen in essentie voort op de vorige grieven, maar behoeven ook overigens geen bespreking omdat het hof hierna (overwegingen 3.8.1 e.v.) de vorderingen zal bespreken, zoals [appellanten] die in appel hebben geformuleerd.
Grief 13, die anders betoogt, faalt dus.