Uitspraak
2.hij op of omstreeks 18 mei 2016 te Zandvoort, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [naam], Brigadier van politie Eenheid Noord-Holland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten bij de aanhouding van verdachte ter zake het verlaten van een plaats ongeval, door zich in een andere richting te bewegen, zich los te rukken en/of hard in het geslachtsdeel van die [naam] te knijpen, ten gevolge waarvan [naam] enig lichamelijk letsel heeft bekomen
ten tijde van de aanhoudingvan de verdachte op 18 mei 2016 te Zandvoort ten aanzien van hem een redelijk vermoeden van schuld bestond ter zake van overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. De politie was daarom bevoegd de verdachte op die grond op heterdaad aan te houden. Dit wordt niet anders nu de politierechter de verdachte later van die overtreding heeft vrijgesproken (vgl. HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:709). Het verweer wordt verworpen.
2.hij op 18 mei 2016 te Zandvoort, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaar [naam], brigadier van politie, Eenheid Noord-Holland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, bij de aanhouding van verdachte ter zake het verlaten van een plaats ongeval, door zich in een andere richting te bewegen, zich los te rukken en hard in het geslachtsdeel van die [naam] te knijpen, ten gevolge waarvan [naam] lichamelijk letsel heeft bekomen
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
€ 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 400,00 (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.