ECLI:NL:GHAMS:2019:2850

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
23-002231-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal met geweld en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal van kleding, waarbij hij geweld had gebruikt tegen een beveiliger. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het bij de beoordeling van de bewijsvraag acht heeft geslagen op de bekennende verklaring van de verdachte die tijdens de zitting in hoger beroep is afgelegd. De tenlastelegging betrof de diefstal van een korte broek en een t-shirt, die toebehoorden aan een winkel, en het gebruik van geweld tegen de beveiliger om de vlucht te vergemakkelijken.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal, gevolgd van geweld tegen personen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, maar het hof heeft in hoger beroep de straf aangepast. Gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder zijn behandeling voor verslaving en zijn stabiele woonsituatie, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te beperken tot zes weken, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het arrest is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002231-18
datum uitspraak: 17 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-074743-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres volgens opgave verdachte ter terechtzitting in hoger beroep: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 april 2018 te Zaandam een korte broek (short) en/of een t-shirt, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf] ([adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [naam 1] te duwen en/of door zich los te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof bij zijn beantwoording van de bewijsvraag acht heeft geslagen op de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde bekennende verklaring van de verdachte en het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 april 2018 te Zaandam een korte broek (short) en een t-shirt, die toebehoorden aan [bedrijf] ([adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door zich los te trekken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (winkel)diefstal van kleding en heeft, toen hij werd betrapt en was vastgegrepen door de beveiliger, getracht zich los te rukken. Met zijn handelen heeft de verdachte overlast berokkend aan het winkelbedrijf en bovendien de lichamelijke integriteit van de beveiliger geschonden. Dergelijke feiten brengen, gezien het openlijke karakter daarvan, in het bijzonder bij het winkelpersoneel en het winkelend publiek gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij de diefstal heeft gepleegd en heeft daarvoor verantwoordelijkheid genomen. Daarnaast heeft de verdachte het hof in het kader van de bij strafoplegging te maken afweging gewezen op de navolgende persoonlijke omstandigheden. Hij heeft, na een moeilijke periode waarin zijn leven werd beheerst door drugs- en alcoholverslaving, een positieve wending aan zijn leven gegeven. De verdachte is vrijwillig in behandeling gegaan bij Jellinek en is begeleid door de Reclassering. Deze instellingen hebben hem geholpen controle te krijgen over zijn verslaving en ondersteunen hem om weer te participeren in de maatschappij. De verdachte is momenteel meer dan een jaar abstinent en heeft een fulltime baan als kok. De verdachte heeft op dit moment een stabiele woonsituatie en relatie met zijn vriendin. De verdachte heeft benadrukt dat hij het verleden achter zich wil laten en zijn, in positieve zin veranderde, leven voort wil zetten.
De ernst van het feit en de documentatie van de verdachte rechtvaardigen op zichzelf een straf als in eerste aanleg opgelegd. Gezien de genoemde positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte acht het hof, met de advocaat-generaal, het in het belang van de verdachte én de samenleving dat deze positieve ontwikkelingen niet worden doorkruist door een straf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Daarom zal het hof volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. M.J.A. Plaisier en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juli 2019.
Mr. M.J.A. Plaisier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.