In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal van kleding, waarbij hij geweld had gebruikt tegen een beveiliger. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het bij de beoordeling van de bewijsvraag acht heeft geslagen op de bekennende verklaring van de verdachte die tijdens de zitting in hoger beroep is afgelegd. De tenlastelegging betrof de diefstal van een korte broek en een t-shirt, die toebehoorden aan een winkel, en het gebruik van geweld tegen de beveiliger om de vlucht te vergemakkelijken.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal, gevolgd van geweld tegen personen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, maar het hof heeft in hoger beroep de straf aangepast. Gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder zijn behandeling voor verslaving en zijn stabiele woonsituatie, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te beperken tot zes weken, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het arrest is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer.