ECLI:NL:GHAMS:2019:2842

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
23-000038-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep overval met geweld op supermarkt met DNA-bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van een gewapende overval op een supermarkt op 5 mei 2018, waarbij hij een mes gebruikte en geweld toepaste tegen de caissière en twee andere personen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen op een shirt dat de verdachte droeg en de locatie van zijn telefoon tijdens de overval. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal met geweld, met een gevangenisstraf van vier jaar als gevolg. De vorderingen van de benadeelde partijen werden ook toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000038-19
datum uitspraak: 30 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-650262-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 5 mei 2018 te Amsterdam, om elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit de kassa) heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 40 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (vestiging [adres 1]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (caissière) en/of [slachtoffer 2] (klant) en/of [slachtoffer 3] (beveiliger), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte
- een mes, althans een scherp voorwerp, aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of heeft gezegd "overval, overval" en/of
- ( nadat hij, verdachte was vastgegrepen) met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt en/of
- die [slachtoffer 2] een of meermalen met het mes in diens linker been heeft gestoken en/of
- die [slachtoffer 3] met het mes in diens rechter been heeft gestoken;
subsidiair
hij op of omstreeks 5 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (uit de kassa) geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (vestiging [adres 1]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (caissière) en/of [slachtoffer 2] (klant) en/of [slachtoffer 3]) (beveiliger), te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een mes, althans een scherp voorwerp, aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of heeft gezegd "overval, overval" en/of
- ( nadat hij, verdachte was vastgegrepen) met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt en/of
- die [slachtoffer 2] een- of meermalen met het mes in diens linker been heeft gestoken en/of
- die [slachtoffer 3] met het mes in diens rechter been heeft gestoken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe - kort samengevat – aangevoerd dat het aangetroffen shirt waarop DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen, een verplaatsbaar object is en dat de sporen van de verdachte op verschillende manieren op het shirt terecht kunnen zijn gekomen. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat de exacte locatie van de telefoon van de verdachte niet kan worden vastgesteld, omdat – zo begrijpt het hof de raadsman – de omstandigheid dat de zendmast aan de Beemsterstaat in Amsterdam Noord is aangestraald, niet noodzakelijkerwijs betekent dat de telefoon zich toen in de directe omgeving van die zendmast heeft bevonden, nu het antwoord op de vraag welke zendmast wordt aangestraald onder meer afhankelijk is van de hoeveelheid gebruikers van mobiele telefonie en het aantal zendmasten in het gebied. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning van de verdachte is gebaseerd op uiterlijke kenmerken die onvoldoende onderscheidend zijn. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is geweest van een voltooide diefstal.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de advocaat-generaal zijn de DNA sporen op het aangetroffen shirt dadersporen. Dit gegeven in combinatie met de omstandigheid dat de telefoon van de verdachte op het tijdstip van de overval in de directe nabijheid van de overvallen [bedrijf] is geweest en het genoemde signalement door getuigen, de verdachte niet uitsluit, rechtvaardigt de conclusie dat het de verdachte is geweest die toen en daar de gewapende overval heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
Feiten en omstandigheden
Op 5 mei 2018 omstreeks 18:30 uur vond een overval plaats op een kassière in een filiaal van [bedrijf] aan de [adres 1] in Amsterdam Noord. De dader heeft haar een mes getoond, daarmee stekende bewegingen gemaakt en gezegd:
Overval! Overval! Hij pakte 2 biljetten van 20 euro uit de kassalade en stak de toegesnelde klant [slachtoffer 2] en beveiliger [slachtoffer 3] beiden met het mes in een been. De man heeft de biljetten in de winkel op de vloer gegooid en is naar buiten gerend. Hij droeg een zwart kledingstuk voor zijn gezicht. Kort na de overval is buiten op de grond een zwart T-shirt aangetroffen. Op camerabeelden is te zien dat de dader een stuk zwart textiel van zijn hoofd trok en op de grond gooide.
DNA
Uit DNA-onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt dat er aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van speeksel op het T-shirt en dat zowel aan de binnenzijde van het shirt bij de oksel als aan de binnenzijde van de kraag celmateriaal van de verdachte aanwezig is. Aangezien de dader het
T-shirt heeft gedragen en als gezichtsvermomming heeft gebruikt, leveren de bevindingen van het NFI een sterke aanwijzing op voor het daderschap van de verdachte.
Het door de verdediging als alternatief scenario gepresenteerde standpunt dat het T-shirt ook kan zijn gebruikt door een van de logees van de verdachte of dat de verdachte een door hem gedragen shirt is verloren dan wel dat zijn DNA op het shirt terecht is gekomen nadat hij het shirt in een winkel had gepast, wordt door de verdachte geen handen en voeten gegeven, zodat het niet verifieerbaar is. In zoverre heeft de verdachte dan ook geen plausibele verklaring afgelegd die bedoelde sterke aanwijzing ontkracht.
Telefoon
Het bij de verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer straalde op 5 mei 2018 om 18:15, 18:24, 18:39, 18:42 en 18:43 uur een zendmast aan op de [adres 2] te Amsterdam Noord. De [adres 2] is gelegen in de directe omgeving van de [adres 1] te Amsterdam, waar omstreeks 18:30 uur de overval in [bedrijf] heeft plaatsgevonden. Het telefoonnummer van de verdachte straalde op 5 mei 2018 in de ochtend zendmasten aan in Amsterdam West, waar hij toen woonachtig was. Vanaf 12:34 uur werden enkel zendmasten in Amsterdam Noord aangestraald. De verdachte leende zijn telefoon niet uit. Het voorgaande is in hoge mate redengevend voor de conclusie dat de verdachte zich in de middag van 5 mei 2018 tot kort na de overval in Amsterdam Noord en rond de overval zelfs in de directe nabijheid van de overvallen [bedrijf] bevond. Voor zijn aanwezigheid in Amsterdam Noord die middag en begin van de avond heeft de verdachte geen redelijke, verifieerbare verklaring kunnen geven.
Conclusie
Gelet op de combinatie van de voorgaande onderzoeksbevindingen - het op het door de overvaller gebruikte T-shirt aangetroffen DNA-materiaal van de verdachte en de aanwezigheid van de telefoon van de verdachte in de onmiddellijke nabijheid van de plaats delict, zonder dat de verdachte voor deze omstandigheden een redelijke, verifieerbare verklaring heeft kunnen geven - acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 5 mei 2018 de overval in de [bedrijf] heeft gepleegd.
(Poging tot) diefstal
Voor een veroordeling ter zake van een voltooide diefstal van een aan een ander toebehorend goed is onder meer vereist dat de dader zich in een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. De verdachte heeft het briefgeld uit de kassalade gepakt, dit in zijn handen vastgehouden, ook tijdens de worsteling met de klant en de beveiliger, en aanstalten gemaakt daarmee weg te vluchten. Aldus heeft hij het geld zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken, dat daarmee de diefstal als voltooid kan worden beschouwd. De omstandigheid dat de verdachte tijdens zijn vlucht naar buiten het briefgeld op de grond heeft laten vallen, doet daar niet aan af. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het voorwaardelijke verzoek gedaan om een deskundige te raadplegen, indien het hof op basis van de informatie in het dossier niet kan vaststellen dat het niet noodzakelijk is dat voor het aanstralen van een zendmast het gebruikte telefoonnummer altijd in de directe omgeving van die zendmast aanwezig is.
Het hof is ambtshalve ermee bekend dat het op een bepaald moment aanstralen van een zendmast door een telefoonnummer niet zonder meer inhoudt dat dat nummer in de directe omgeving van de betreffende zendmast aanwezig is. Hiermee heeft het hof bij de beoordeling ook rekening gehouden en reeds daarom is nadere voorlichting door een deskundige niet noodzakelijk. Ten overvloede overweegt het hof hier dat het belang heeft gehecht aan de omstandigheid dat het telefoonnummer van de verdachte
gedurende geruime tijd, zowel vóór, tijdens en na de overval zendmasten in Amsterdam Noord (waaronder in de buurt van de plaats delict) heeft aangestraald.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 mei 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de kassa heeft weggenomen een geldbedrag van 40 euro, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf], vestiging [adres 1], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] (caissière), [slachtoffer 2] (klant) en [slachtoffer 3] (beveiliger), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte
  • een mes aan [slachtoffer 1] heeft getoond en heeft gezegd "overval, overval" en
  • nadat verdachte was vastgegrepen met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt en
  • [slachtoffer 2] meermalen met het mes in diens linker been heeft gestoken en
  • [slachtoffer 3] met het mes in diens rechter been heeft gestoken.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
De raadsman heeft – indien het hof tot een bewezenverklaring komt - verzocht te volstaan met oplegging van een straf die gelijk is aan het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval in de [bedrijf]. De verdachte is rond 18.30 uur, een moment waarop er klanten in de winkel aanwezig waren, gewapend met een mes en voorzien van gezichtsbedekking de supermarkt ingelopen. Daar heeft de verdachte de caissière met een mes bedreigd en een greep in de kassalade gedaan. Daarna is een worsteling ontstaan met twee te hulp schietende personen: een klant en de beveiliger. De verdachte heeft met het mes om zich heen gezwaaid en beide personen in een been geraakt, hetgeen tot ernstige steekwonden heeft geleid. Dat de gevolgen niet nóg ernstiger zijn geweest, is geenszins aan de verdachte te danken.
De verdachte is gelet op de aanwezige gezichtsbedekking en het gebruik van het mes professioneel te werk gegaan. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen blijk gegeven niet terug te deinzen voor het gebruik van ernstig geweld, maar heeft hij ook een zeer angstige en bedreigende situatie in het leven geroepen voor de slachtoffers en de andere aanwezigen in de supermarkt. De verdachte heeft kennelijk enkel snel financieel gewin voor ogen gehad en zich niet bekommerd om de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en de gevolgen die een dergelijk gewelddadig incident in het openbaar kan hebben. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Daarbij heeft het hof ten nadele van de verdachte betrokken dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 juli 2019 eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens vermogensdelicten, al dan niet gepleegd met geweld.
Het hof acht, alles afwegende en acht slaande op straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd, enkel een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden. Het hof ziet al met al geen enkele ruimte om het strafvoorstel van de raadsman te volgen.

Beslag

Het primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van het in beslag genomen en niet teruggegeven T-shirt. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Nu ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de eerder inbeslaggenomen telefoons reeds zijn teruggegeven aan de verdachte, zal het hof daarover geen beslissing nemen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 2.087,42, bestaande uit een bedrag van € 1.087,32 voor materieel geleden schade en een bedrag van € 1.000,00 ter compensatie van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsman heeft onder verwijzing naar artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek betoogd dat de immateriële schade voor eigen rekening van de benadeelde dient te komen. Daartoe heeft hij gewezen op de eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. De benadeelde heeft zich bewust in een gevaarlijke situatie gebracht als gevolg waarvan de schade niet is toe te rekenen aan de verdachte.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 1.087,32 voor de materieel geleden schade ziet op het eigen risico, kleding en gemiste inkomsten. Deze kosten kunnen worden aangemerkt als schade die rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit. De verdachte, die dit deel van de vordering niet inhoudelijk heeft betwist, is gehouden tot vergoeding van die schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. Het hof volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat hier sprake is van eigen schuld van de benadeelde partij. Nog daargelaten de stelling dat schade aan een bij een overval te hulp schietend persoon aan die persoon zelf zou moeten worden toegerekend, heeft de benadeelde geen enkele gedraging verricht die aan de schade heeft bijgedragen. Het hof stelt de immateriële schade naar billijkheid vast en wijst deze toe tot het gevorderde bedrag van € 1.000,00.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 770,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De vordering is door de verdediging niet inhoudelijk betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof stelt de immateriële schade naar billijkheid vast en wijst deze toe tot het gevorderde bedrag van
€ 770,00.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Kleding K1: zwart.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.087,42 (tweeduizend zevenentachtig euro en tweeënveertig cent), bestaande uit € 1.087,42 (duizend zevenentachtig euro en tweeënveertig cent) aan materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.087,42 (tweeduizend zevenentachtig euro en tweeënveertig cent), bestaande uit € 1.087,42 (duizend zevenentachtig euro en tweeënveertig cent) aan materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
41 (eenenveertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 5 mei 2018.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 770,00 (zevenhonderdzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 770,00 (zevenhonderdzeventig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 5 mei 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 juli 2019.
Mrs. H.M.J. Quaedvlieg en M.L. Leenaers zijn buiten staat te tekenen.
[......]