ECLI:NL:GHAMS:2019:2836
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in drugssmokkelzaak na tegenstrijdige getuigenverklaringen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, specifiek cocaïne. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 18 april 2017, waarin de verdachte was vrijgesproken. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 22 juni 2018 en 21 mei 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 12 maanden had geëist.
De zaak draaide om de verklaringen van een getuige die op 29 november 2015 betrokken was bij de drugssmokkel. Deze getuige had aanvankelijk verklaard dat een Afrikaanse man haar had benaderd, maar later teruggekomen op deze verklaring en de verdachte als degene genoemd die haar had gevraagd om de drugs te smokkelen. Het hof constateerde dat de getuige zeer wisselend had verklaard en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Ondanks dat er aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, was het hof van oordeel dat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat hij het tenlastegelegde had begaan.
Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn vermeld. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en het hof benadrukte dat de inconsistenties in de getuigenverklaringen een belangrijke rol speelden in de beslissing.