ECLI:NL:GHAMS:2019:2836

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
23-001487-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in drugssmokkelzaak na tegenstrijdige getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, specifiek cocaïne. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 18 april 2017, waarin de verdachte was vrijgesproken. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 22 juni 2018 en 21 mei 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 12 maanden had geëist.

De zaak draaide om de verklaringen van een getuige die op 29 november 2015 betrokken was bij de drugssmokkel. Deze getuige had aanvankelijk verklaard dat een Afrikaanse man haar had benaderd, maar later teruggekomen op deze verklaring en de verdachte als degene genoemd die haar had gevraagd om de drugs te smokkelen. Het hof constateerde dat de getuige zeer wisselend had verklaard en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Ondanks dat er aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, was het hof van oordeel dat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat hij het tenlastegelegde had begaan.

Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn vermeld. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en het hof benadrukte dat de inconsistenties in de getuigenverklaringen een belangrijke rol speelden in de beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001487-17
datum uitspraak: 4 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-821121-15 tegen
[verdachte],
geboren te distrikt [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juni 2018 en 21 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de overwegingen zoals vermeld onder '3.1 Vrijspraak' van de aantekening van het mondeling vonnis van 18 april 2017, vervangt door de navolgende.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Vrijspraak

Het dossier bevat diverse verklaringen van de getuige [getuige] (hierna: [getuige]), die op 29 november 2015 te Schiphol een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. In het politieverhoor van 2 december 2015 heeft zij in eerste instantie verklaard dat zij door een Afrikaanse man genaamd ‘[naam]’ voor de tenlastegelegde drugssmokkel was benaderd. In dat zelfde verhoor is [getuige] op die verklaring teruggekomen en heeft zij verklaard dat de verdachte haar heeft gevraagd drugs te smokkelen. In het politieverhoor van 18 januari 2016 heeft zij bevestigd dat het niet de Afrikaanse betrof, maar om de Surinaamse man ging. Vervolgens heeft [getuige] op 14 maart 2017 ten overstaan van de rechter-commissaris herhaaldelijk verklaard dat de verdachte niets met het tenlastegelegde te maken heeft en dat het (toch) de Afrikaanse man was.
Het hof constateert, gelet op het voorgaande, dat de getuige [getuige] ten aanzien van het tenlastegelegde zeer wisselend heeft verklaard. Hoewel zij op enig moment een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, vindt die verklaring naar het oordeel van het hof onvoldoende steun in de overige onderdelen van het dossier. Met de advocaat-generaal is het hof weliswaar van oordeel dat uit het dossier diverse feiten en omstandigheden volgen die lijken te duiden op de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde, echter kan niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat hij het primair dan wel subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte dient hiervan derhalve te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 juni 2019.
mrs. P.F.E. Geerlings, M.R. Cox en A.S.E. Evelo zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]