ECLI:NL:GHAMS:2019:2803

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
23-000993-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na mishandeling; onvoldoende bewijs voor tenlastelegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op of omstreeks 15 april 2017 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het slaan en schoppen van het slachtoffer, wat leidde tot een vordering tot schadevergoeding van € 919,50 door de benadeelde partij. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 mei 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voor de verdachte heeft gevorderd en de benadeelde partij niet ontvankelijk wilde verklaren in de vordering tot schadevergoeding.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de beschuldigingen van mishandeling te ondersteunen. Hoewel uit de processtukken bleek dat de verdachte de aangever een klap op zijn helm had gegeven, was er geen bewijs dat dit letsel of gezondheidsschade had veroorzaakt. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De benadeelde partij, die in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding had ingediend, werd niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Het hof heeft bepaald dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening komen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000993-18
datum uitspraak: 6 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-128726-17 tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen met kracht op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of tegen de knie, in elk geval tegen het lichaam te schoppen/te trappen en/of die [slachtoffer] te duwen waardoor die [slachtoffer] ten val kwam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en de benadeelde partij niet ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot schadevergoeding.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. Weliswaar kan uit de processtukken worden afgeleid dat de verdachte de aangever een klap op zijn helm heeft gegeven, maar de aangever heeft hierover verklaard dat dat geen pijn deed. Evenmin kan worden vastgesteld dat bij aangever hierdoor letsel of gezondheidsschade is veroorzaakt.
Nu het dossier ook overigens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om vast te kunnen stellen dat sprake is geweest van enige mishandeling, dient de verdachte te worden vrijgesproken,

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 919,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het ten laste gelegde. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.M. van der Nat en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 juni 2019.
Mr. M.M. van der Nat is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]

[…]

[…]

[…]