ECLI:NL:GHAMS:2019:2799

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
23-000735-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor poging tot doodslag met vuurwapen na schietincident in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2017. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met een vuurwapen. De tenlastelegging betrof een schietincident dat plaatsvond op 7 november 2016 bij Café [naam] in Amsterdam, waarbij de verdachte zou hebben geschoten in de richting van twee slachtoffers en andere aanwezigen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 juli 2019 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij het incident ontkend. Het hof heeft de verklaringen van de aangever, [slachtoffer 1], kritisch beoordeeld, aangezien deze inconsistent waren. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte als schutter aan te wijzen. Het hof oordeelt dat het opsporingsonderzoek gebrekkig was en dat er geen objectief steunbewijs is gevonden voor de beschuldigingen. Daarom heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. De kosten worden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000735-17
datum uitspraak: 30 juli 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-654194-16 en 13-260643-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 november 2016 te Amsterdam in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer in het café [naam] aanwezigen gasten en/of personeelsleden van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten en/of (vervolgens)
- naar en/of in de richting van die [slachtoffer 2] en/of een of meer in het café [naam] aanwezigen gasten en/of personeelsleden heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Vast staat dat in de avond van 7 november 2016 een schietincident heeft plaatsgevonden bij Café [naam] aan de Palembangstraat in Amsterdam.
Het hof acht niet bewezen dat het de verdachte is geweest die toen en daar een vuurwapen heeft afgevuurd. De verdachte heeft elke betrokkenheid bij het incident consequent ontkend. Het enige bewijs dat de verdachte de schutter zou zijn geweest, kan worden gevonden in de verklaringen van aangever [slachtoffer 1]. Hij heeft echter zeer wisselend verklaard, zodat het hof slechts uiterst behoedzaam met deze verklaringen kan omgaan.
Het (overigens) uitermate gebrekkige opsporingsonderzoek heeft geen, althans onvoldoende objectief steunbewijs opgeleverd. Hetgeen de rechtbank als zodanig heeft aangemerkt, is naar het oordeel van het hof daartoe in ieder geval bepaald onvoldoende.
Dit leidt tot de slotsom dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging (13-260643-15)

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 16 dagen, subsidiair 8 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 3.740,52. De benadeelde partij is in de vordering door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, met uitzondering van de in het schadevergoedingsformulier opgenomen post “kosten advocaat”.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 5.470,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. Voor het overige is de benadeelde partij in eerste aanleg niet ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 14 november 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2016, parketnummer 13-260643-15, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 16 dagen, subsidiair 8 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 juli 2019.
mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.L. Leenaers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.