Uitspraak
mr. P.J. de Jong Schouwenburg, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. S. Mol, kantoorhoudende te Utrecht.
Het verdere verloop van het geding
primair: [B] te veroordelen tot overdracht van de door hem gehouden aandelen tegen betaling door [A] van € 20,83 per aandeel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2016;
subsidiair: [B] te veroordelen tot overdracht van de door hem gehouden aandelen tegen betaling door [A] van € 21,15 per aandeel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2016;
meer subsidiair: te bepalen dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2:201a lid 4 BW;
nog meer subsidiair: [B] te veroordelen tot overdracht van de door hem gehouden aandelen tegen betaling door [A] van een uitkoopprijs vast te stellen zonder enige correctie op grond van (a) de verkoop door Sirowa van drie dochtervennootschappen, (b) de door Sirowa aan Meriton LLC verstrekte geldlening en (c) de verlaging van de nominale waarde van de aandelen, althans zonder toepassing van een of meer van deze correcties, de aldus vast te stellen uitkoopprijs te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2016;
meest subsidiair: [B] te veroordelen tot overdracht van de door hem gehouden aandelen tegen betaling door [A] van € 157,94 per aandeel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2016;
2.De gronden van de beslissing
3.2Valuation methodology
[A] € 999,136
[B] 58,771
[C] 117,518
de Ondernemingskamer te faciliteren de verschillende[door de deskundige toegepaste]
correcties buiten toepassing te laten”. In zijn pleitnota heeft [B] gesteld dat de in 1.6 sub e genoemde vordering “
uitsluitend is opgenomen om een maximale waardering vast te stellen, voor zover de Ondernemingskamer gemotiveerd heeft geoordeeld dat [A] ’s minder subsidiaire vorderingen dienen te worden afgewezen” en dat [A] bij akte eiswijzing bij pleidooi de in 1.6 sub e genoemde vordering “
alsnog laat vallen”.
- De deskundige heeft op de "kale" intrinsieke waarde (ruim € 1 miljoen, zie de tabel aan het slot van het in hierboven in 2.3 opgenomen citaat uit het deskundigenrapport) feitelijk vier correcties toegepast (die hebben geleid tot een
- De thans meest subsidiaire vordering betekent dat [A] (indien de Ondernemingskamer de hoger gerangschikte vorderingen niet toewijsbaar acht) uitkoop vordert tegen een prijs die correspondeert met toepassing van (ten hoogste) drie van de vier genoemde correcties op de “kale” intrinsieke waarde.
- Indien de Ondernemingskamer alle vier de correcties toepasselijk zou achten, wenst [A] dat zijn vordering wordt afgewezen.
equity valuebuiten beschouwing laat, resulteert dit in een waardering per aandeel van € 124,81 per aandeel. Een dergelijke berekening heeft [A] niet gepresenteerd, laat staan dat van [B] ter zitting kon worden verlangd langs deze weg de materiële betekenis van de door [A] beoogde verandering van de eis vast te stellen en daarop te reageren. De eiswijziging bij pleidooi is daarom in strijd met de goede procesorde.
reasonably relatedmoet zijn tot de waarde van de aandelen op de peildatum. In het kader van een uitkoopprocedure zou hooguit een vordering van Sirowa op [A] als bestuurder kunnen worden betrokken. Die vordering dient echter op nihil te worden gewaardeerd, reeds omdat deze is verjaard, aldus [A] .
reasonably related to its value’ moet zijn en in de woorden van artikel 2:359c BW ‘billijk’, waarmee geen andere maatstaf wordt beoogd dan die van artikel 2:201a BW. Deze maatstaf vergt in het onderhavige geval, zoals in het tussenarrest is geoordeeld, dat wordt voorkomen dat [B] wordt gedwongen zijn aandelen aan [A] te leveren tegen een prijs die in overwegende mate bepaald wordt door de benadelende handelingen van [A] als bestuurder en meerderheidsaandeelhouder van Sirowa. [A] miskent dat de formulering ‘
reasonably related to its value’ daaraan niet aan in de weg staat en dat die formulering strekt tot bescherming van het eigendomsrecht van de uit te kopen minderheidsaandeelhouder en er niet toe strekt te voorkomen dat de uitkoper “te veel” zou moeten betalen.
We have requested [A] to substantiate the selling price for the three subsidiaries. We received a BDO-appraisal report in this regard. BDO performed a valuation as per 1 April 2004. (…)
As explained to us by [B] , the pharmaceutical market in the Baltic states is a regulated market. As a result, Sirowa had to deal with legally established ‘allowed mark-ups’, which basically means that the margins were limited by the State. To our understanding, to generate a higher margin, the company created a business structure with Pharmaceutical Marketing Services Holding B.V. (PMS). In that structure Sirowa paid higher purchase-prices to their suppliers, but simultaneously invoiced marketing services to the suppliers through PMS. Since PMS has the same shareholders as Sirowa, the combined margin of both entities was higher than the margin realized by Sirowa. According to [B] , due to this structure the financial statements of Sirowa do not provide a true reflection of the company’s profitability.
fair return on financial assets”en een parallel getrokken met de tussen Sirowa en [A] overeengekomen rente van 5% bij de lening van € 740.000.
niet zijn hele vermogen ondergebracht heeft bij zijn echtgenote”. De Ondernemingskamer acht het door [A] gestelde restitutierisico aannemelijk en zal daarom op de voet van artikel 233 lid 3 Rv. aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbinden dat [B] zekerheid stelt. Gelet op het aantal door [B] gehouden aandelen, te weten 2.400, en de uitkoopprijs, te weten € 142,10 per aandeel te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2016, zal de Ondernemingskamer het bedrag van de zekerheidstelling bepalen op € 360.000.